Website ds. Hans van Dalen

PREDIKANT TE NIJVERDAL

Troost in Rama?

Lezingen: Genesis 35:6-20; Jeremia 31:15-17 en Matteüs 2
Kerkdienst 5 januari 2025 Zondag Epifanie

 

“Zo ging in vervulling wat gezegd is door de profeet Jeremia: ‘Er klonk een stem in Rama, luid wenend en klagend. Rachel beweende haar kinderen en wilde niet worden getroost, want ze zijn er niet meer.’” (Matteüs 2:17)

Er staan plaatsnamen op de wereldkaart, die als je ze hoort of ziet, direct een droevig beeld bij je oproepen. Zo overkwam het mij bijvoorbeeld jaren geleden. Joke en ik waren samen met twee vrienden in een camperbusje op reis door het Noorden van Frankrijk. Plotseling zag ik op een bordje het woordje ‘Verdun’ staan. Ik dacht meteen aan wat ik op de middelbare school geleerd had over de eerste wereldoorlog. We reden verder en, inderdaad, overal herinneringen aan deze gitzwarte bladzijde uit de Europese geschiedenis. Allerlei sporen, die zijn achtergelaten door de absurde loopgravenoorlog van meer dan een eeuw geleden. Zo iets overkwam ons ook, toen we later met onze kinderen door Polen reden en het woord ‘Oswiecim’, ‘Auschwitz’ zagen staan. Als ik misschien ooit door Bosnië reis zal hetzelfde gevoel bovenkomen als ik het bordje ‘Srebrenica’ zie staan.
Verdun, Auschwitz, Srebrenica: zo maar drie plaatsnamen, die onlosmakelijk verbonden zijn met verschrikkelijke gebeurtenissen uit de wereldgeschiedenis. Je kunt er helaas nog veel meer opnoemen. Maar misschien ken jij zo’n plek ook wel uit je eigen levensgeschiedenis. Omdat daar ooit iets gebeurd is, wat inbreuk heeft gemaakt op jouw leven. Een ‘plaats des onheils’, zoals dat heet.

Bij zulke ‘plaatsen des onheils’ kun je ook Rama rekenen. Rama is niet meer dan een gehucht. Het ligt halverwege de weg van Jeruzalem naar Bethlehem. Als je er nú heen zou gaan, word je er niet vrolijk van. Op weg van Jeruzalem naar Bethlehem doemt voor je ogen een metershoge muur op. De afscheidingsmuur tussen de staat Israël en de Westbank. De veiligheidsmuur, die Israël beschermen moet tegen terroristen. De muur die tegelijk het Palestijnse gebied afsnijdt van de rest van de wereld. Daar, bij die muur, staat een eeuwenoud gebouw. Daarin bevindt zich volgens een oude traditie het graf van Rachel. Rachel, vrouw van aartsvader Jacob, één van de aartsmoeders van Israël. Over haar sterven hebben we vanmorgen gelezen in Genesis 35.
En niet alleen plaatsnamen, ook namen van mensen kunnen diepdroevige gevoelens bij je oproepen. Mensen die zoveel verschrikkelijke dingen in hun leven hebben meegemaakt. Alleen al bij het noemen van de naam, krijg je tranen in je ogen. Je kent vast wel zo iemand. Een man of vrouw, die als het ware vergroeid is met het afschuwelijke, dat hem of haar is overkomen. Misschien vind je het moeilijk om er met zo iemand over te praten. Wat moet je zeggen, als je hem tegenkomt? Met gewone praatjes over koetjes en kalfjes kun je toch niet aankomen? Hoe kun je troosten? Je voelt de neiging om maar met een vriendelijk boogje om hen heen lopen. Dan hoef je niets te zeggen.
Rachel kun je zien als een ontroostbare vrouw. Zo iemand, waar we het liefst met zo’n boogje omheen willen lopen. Ze heeft  gewoon te veel leed meegemaakt in haar leven.

Haar jeugd was onbezorgd, als dochter van de rijke herder Laban. Zij is hoedster van de schapen van haar vader. Op een mooie dag verschijnt –letterlijk - de ware Jakob in haar leven. Bij de waterput valt Jacob direct voor haar mooie ogen. Liefde op het eerste gezicht. Rachel is met Jakob getrouwd - en de ellende is begonnen. Vanaf haar trouwdag is het haat en nijd met haar zuster Lea, de andere vrouw van Jakob. Rachel is Jakobs favoriet, maar Rachel krijgt geen kinderen. En Lea wel. Uiteindelijk krijgt ook Rachel dan toch een zoon. Nu lijken de mooie dagen te beginnen. Ze kan haar geluk niet op. Ze noemt het kind ‘Jozef’. Een naam als een gebed. ‘Jozef’ betekent zoiets als: "Er kan nog meer bij”. Rachel wil daarmee zeggen: “Ik hoop dat de HEER mij er nog een zoon bij geeft”. Had ze dát maar nooit gezegd! Want de zoon, die ze er later bij krijgt, wordt haar ondergang. Bij de bevalling van dit tweede kind voelt ze haar krachten wegvloeien. De vroedvrouw probeert nog te troosten: "Wees gerust, je hebt er een zoon bij”. Maar Rachel laat zich niet troosten. Ze voelt, dat deze zoon haar de ondergang brengt. Ze schreeuwt de naam van haar kind de wereld in. Het worden haar laatste woorden. ‘Ben Oni’ - Zoon van mijn smart’, roept ze uit. Ze sterft in het kraambed.

Zo is Rachel symbool geworden van ontroostbare moeders. Het kind, dat zij baart, brengt haar geen levensgeluk. Ze baart Ben-Oni. Het wordt een smartenkind. Kind van verdriet, pijn en dood.
Rachel wordt vlakbij Bethlehem begraven. Op de weg tussen Jeruzalem en Bethlehem vind je haar graf. Tot op vandaag is het een belangrijke joodse bedevaartplaats. Zwaar bewaakt door Israëlische militairen. Er komen vooral vrouwen en moeders om te bidden. Kinderloze vrouwen leggen er hun verdriet voor de Eeuwige neer. Moeders spreken met God over problemen met hun kinderen. Moeders, die een kind verloren hebben, komen er om de HEER hun nood te klagen. Als je langs dat graf van Rachel komt, hoor je dus de weeklacht opstijgen. Moeder Rachel huilt met al die vrouwen mee. Haar ontroostbare smart stijgt op tot God in de hemel. ‘Ben Oni - mijn smartenkind’.
Honderden jaren na de dood van Rachel zit de profeet Jeremia bij haar graf. Voor zijn ogen trekt een lange stoet gevangenen voorbij. Vooral sterke jonge mannen, mooie jonge meisjes en gezonde kleine kinderen zijn erbij. Die zijn gevangen genomen door de Babyloniërs. De stad Jeruzalem is ingenomen. Tientallen kinderen en jongeren worden als gevangenen weggevoerd. Vanuit Jeruzalem op weg naar Babel. Jeremia ziet het gebeuren. Hij hoort moeders huilen over hun zonen en dochters, die als beesten voortgedreven worden. De profeet hoort de weeklacht uit Rachels graf omhoog stijgen. Rachel, de stammoeder, schreeuwt het weer uit: ‘Ben Oni, mijn smartenkind’.
Weer eeuwen later. Ook in Rama. Romeinse soldaten marcheren in opdracht van koning Herodes vanuit Jeruzalem langs het graf van Rachel, naar Bethlehem. Even later vult het geluid van schreeuwende moeders de lucht. Het is te horen in Rama. Weer klinkt een stem in Rama, een klacht, bitter geween.  Weer stijgt Rachels klacht uit haar graf omhoog: "Rachel beweent haar kinderen. Ze wil niet worden getroost. Haar kinderen zijn er niet meer”.

Zo is het huilen van vrouwen als Rachel steeds te horen geweest.
Bij de christenvervolgingen de eeuwen door. Bij de pogroms tegen de Joden. Bij de moeders van gesneuvelde soldaten in alle oorlogen. In de concentratiekampen. In de straten van Srebrenica. En vandaag in Gaza, Libanon, Israël, Soedan… Overal wenen moeders om hun kinderen. De klacht stijgt op uit Rachels graf. Rachel beweent haar kinderen. Zij wil niet getroost worden. Wat voor troost kan er zijn? Elk woord is teveel. Er is geen troost.
Toch lezen we in die drie Bijbelgedeelten over de wenende Rachel telkens van troosters. Goede troosters - slechte troosters? Ik durf het niet te zeggen. Ze proberen in elk geval iets. Ze lopen niet met het boogje om het verdriet heen. Ze doen een poging.
Bij het sterfbed van de barende Rachel neemt vader Jakob zelf het woord. Hij hoort de naam van het kind, die klinkt als een wanhopige kreet. ‘Ben Oni  - smartenkind”. Zo moet Rachels kind heten? Dat wil vader Jacob niet laten gebeuren. Een kind kan toch niet Ben-Oni heten? Daar kun je toch niet mee leven? Zo kun je een pas geboren kind toch niet het leven in laten gaan? Ben Jamin moet het zijn. Ben Jamin - letterlijk: Zoon van de rechterhand, de rechterkant. De goede kant: De kant van het geluk. Ben Jamin: Gelukskind. Geluksvogel. Zó moet ons kind genoemd worden.

Ook Jeremia brengt troost als hij de gevangen kinderen van Israël langs Rachels graf ziet trekken. Als deze profeet het huilen van de moeders hoort opstijgen, mag hij van Godswege troosten met woorden van hoop. Troosten met de belofte van de HEER. “Dit zegt de HEER: Huil niet langer, droog je tranen” Want: “Ze keren terug”. De smartenkinderen van Rachel zullen terugkeren uit het land van de vijand naar hun eigen land. Er zal een einde komen aan de ballingschap. De Endlösung zal niet slagen. Noem ze dus geen Ben-Oni. “Ben Jamin" is hun naam door God gegeven! Gelukskinderen zullen het zijn. “Je hebt een hoopvolle toekomst, Rachel, want je kinderen keren terug naar hun eigen land”.

En Matteüs? Kan hij nog troost bieden aan de moeders van Bethlehem? Hun kinderen zijn vermoord door koning Herodes. Rachels weeklacht stijgt weer op uit haar graf. Wie kan hier troosten? Wat kan hier nog gezegd worden? Matteüs weet niets te zeggen. Hij biedt geen troost. Hij vertelt. Hij doet verslag. Daarbij laat hij de duistere, wanhopige woorden van Jeremia nogmaals klinken: ‘Er klinkt een stem in Rama, geween en luid geklaag. Rachel beweent haar kinderen en wil niet getroost worden, want ze zijn er niet meer’. Daar eindigt Matteüs het citaat. Daar kapt hij de woorden van Jeremia af. De belofte over terugkeer uit de ballingschap voegt hij niet toe. Een mooie hoopvolle boodschap laat Matteüs weg. De kinderen van Bethlehem zijn vermoord. Het is over en uit. Er kan toch geen terugkeer zijn uit het rijk van de dood? Als moeders wenen om hun kind, valt er toch niets te troosten?
Matteüs vertelt de geschiedenis wél verder. Het verhaal van Jezus, Jozef en Maria. Dát gaat door. Dus het evangelie, de goede boodschap gaat door.
Jezus wordt gered uit de klauwen van Herodes. De dictator krijgt zijn zin niet. Het onrecht zegeviert niet. In een droom gewaarschuwd ontkomen Jozef, Maria en het kind naar Egypte.
Egypte – ook weer zo’n ‘plek des onheils’. Ook weer zo’n naam met een duistere klank. Egypte – angstland. Land van dood, van onderdrukking, land van diepe, Egyptische duisternis. Daar gaat Jezus heen. Daar gaat Hij dóórheen. Vanuit Egypte neemt Jozef de moeder en het kind mee naar Galilea.
Galilea – ook deze landstreek staat spreekwoordelijk bekend als een duister gebied. Zo groeit het kind op in de schaduw van de dood. Daar gaat Zijn licht schijnen. Juist in de diepste duisternis schijnt Zijn licht. Jezus wordt als Kind gered om ons te redden. Hij is de ware Benjamin - hét echte gelukskind, dat geluk brengt. Eenmaal staat de dood ook dit onschuldig Kind te wachten. Maar juist door de dood van dit Kind, mag moeder Rachel haar tranen drogen. Door Zijn dood verlost Hij Zijn volk van alle schuld.

Dit gelukskind blijkt sterker dan alle macht. Hij is zelfs dood en duivel de baas. Door Hem zal de wereld getroost worden. De ster van Bethlehem glinstert boven het graf van Rachel. Nooit straalt de ster zo schitterend als in de duisternis van de dood. Nergens zie je het licht van Christus zo helder stralen als in de diepdonkere nacht van je leven. Troost vind je in Gods schaduw. Onder Zijn vleugels vind je bescherming. Dat is uiteindelijk de enige, de echte troost.