Website ds. Hans van Dalen

PREDIKANT TE NIJVERDAL

HET ECHTE GELUK

Kerkdienst zondag 16 februari 2025
De Regenboog te Nijverdal

Lezingen: Psalm 1: Jeremia 17:5-10 en Lucas 617-26

 

“Gelukkig jullie die arm zijn, want voor jullie is het koninkrijk van God… Maar wee jullie die rijk zijn, jullie hebben je deel al gehad” (Lucas 6:20 / 24)

 


 

“Gelukkig zijn. Gelukkig zijn. Daarvoor wil ik alles geven. Weg wat teveel is. Geen stress aan mijn lijf. Gelukkig zijn”. Woorden uit een mooi liedje van de Belgische zanger Raymond van het Groenewoud. Met zijn karakteristieke Vlaamse stemgeluid brengt hij onder woorden wat wij allemaal willen: gelukkig zijn. Als er één ding is, dat wij mensen gemeenschappelijk hebben is het dát wel: We zijn ‘gelukszoekers’. Allemaal. We zijn niet – als dieren – tevreden met natje en droogje, eten en drinken op zijn tijd. We zijn er niet, als we het getroffen hebben met een dak boven ons hoofd. Zelfs lieve mensen om ons heen kunnen ons niet altijd geluk brengen. Geluk is moeilijk te pakken. Het glipt als zand door je vingers. Het is nog moeilijker vast te houden. Voor je het weet, spat het als een zeepbel uit elkaar. Dus blijf je zoeken naar geluk. Wat brengt geluk? Wie maakt ons gelukkig?

In de Bijbel in gewone taal wordt het woordje ‘geluk’ aangevuld met het bijvoeglijk naamwoord ‘echt’: ‘het echte geluk’, staat er heel eenvoudig. Die toevoeging is niet overbodig. Vaak zoeken wij als mensen het geluk in de verkeerde dingen. Of we denken het geluk te vinden, maar het blijkt niet écht geluk te zijn. ECHT gelukkig: wanneer ben je dat? Oude vertalingen gebruiken hier het ouderwetse woord ‘zalig’. Deze spreuken van Jezus worden aangeduid met ‘zaligsprekingen’. Maar bij ‘zalig’ denken wij vaak aan wat ons wacht ná dit leven. Dan, in het hiernamaals, word je ‘zalig’. In de hemelse zaligheid. In de woorden van Jezus klopt dat niet. Jezus spreekt in de tegenwoordige tijd: ‘Gelukkig, zalig zijn jullie’.
Geluk is in de Bijbel ook iets anders dan een gevoel. Dat heel apart gevoel van binnen, dat geluksgevoel, is mooi om te hebben. Je voelt je ‘happy’. Maar het is niet het echte geluk, dat Jezus bedoelt. Je kunt je namelijk ongelukkig voelen en toch gelukkig zijn. Je kunt je gelukkig voelen en toch ongelukkig zijn. Dat zou je zelfs de essentie van de zaligsprekingen kunnen noemen. Want in Zijn woorden zet Jezus de wereld op zijn kop. Wie wij ongelukkig noemen, noemt Jezus gelukkig: mensen die arm zijn, honger hebben, huilen. Mensen die gehaat, buitengesloten en beschimpt worden. Mensen van wie de naam door het slijk wordt gehaald. ‘Gelukkig’ zijn jullie. Het echte geluk is voor jullie. Zalig zijn jullie! En omgekeerd: wie wij gelukkig zouden noemen, noemt Jezus juist ongelukkig: de rijken, de lachers, de populaire mensen. Dat zijn de ongeluksvogels in Jezus woorden.

In het Lucasevangelie is dat scherper dan in het Matteüsevangelie. Bij Matteüs spreekt Jezus alleen over de gelukkigen. Lucas maakt duidelijk onderscheid tussen twee groepen. Jezus kijkt twee kanten op. Geluk staat tegenover ongeluk. Jezus zet ze naast elkaar: de gelukkigen en de ongelukkigen. ‘Gelukkig jullie; wee jullie’. Jezus scheidt tussen schapen en bokken, good guys en bad guys. Hij wijst twee wegen, zoals Hij dat vaker doet. Zwart wit. Zoals dat ook gebeurt in Psalm 1, die we hebben gezongen: de rechtvaardige en de goddeloze staan tegenover elkaar. De rechtvaardige is ‘als een groene boom, die staat geplant waar waterbeken vloeien door het land’. Maar ‘gans anders zal ’t de goddelozen gaan: zij zijn het kaf dat wegwaait van het graan. Zij kunnen zich voor God niet staande houden’.
Ook in Jeremia 17, het gedeelte dat we zojuist ook lazen, gaat het twee kanten op: ‘Vervloekt wie op een mens vertrouwt – die is als een struik in een dorre vlakte’. ‘Maar gezegend wie op de HEER vertrouwt – die is als een boom geplant aan water’. Zo tekent ook Jezus ons twee wegen: de weg naar het ware geluk en de weg naar de ondergang. Aan ons de keuze: welke kant gaan wij op? Waar gaat het heen met jouw, met mijn leven? Kiezen we de weg van het leven of de weg van de dood?

En dan moet ik denken aan die bekende plaat, die vroeger bij ons, in mijn ouderlijk huis, in de gang hing. De beroemde, beruchte plaat van de brede en de smalle weg. Velen van jullie zullen die afbeelding wel kennen. De brede weg is de weg waarop allerlei dingen gedaan worden die God verboden heeft. Je ziet een mannetje dat met een pistool een medemens neerschiet. Je ziet iemand die zich vergrijpt aan de vrouw van de buurman. Je ziet ergens iemand sneaky een argeloze voorbijganger beroven. Op die brede weg gebeuren ook dingen, die ik eigenlijk best wel okay vindt: een gezellig barretje waar een paar vrienden samen een biertje drinken. Dansende mensen in een balzaal. Mensen die meedoen aan een sportwedstrijd of samen een potje kaarten. Het gokpaleis ontbreekt natuurlijk ook niet langs die brede weg. Hoe het ook zij: die brede weg loopt links bovenin de plaat rechtsreeks uit in het hellevuur. In tegenstelling tot de smalle weg. Langs rustige beekjes, groene weiden en natuurlijk veel kapelletjes en kerkjes kom je uiteindelijk in de hemelse zaligheid uit. Zo staan wel en wee tegenover elkaar. De plaat wil zeggen: geluk vind je op het smalle pad van de HEER. Ongeluk op de brede weg die naar het verderf leidt.

Ook Jezus wijst in de zaligsprekingen op die twee wegen. Maar Hij maakt het verschil tussen die twee wegen veel eenvoudiger. Veel fundamenteler. Hij noemt niet allerlei dingen die God verboden heeft. Hij noemt zeker geen dingen, die het leven plezieriger maken: als sport en spel, lekker eten en drinken. Hij zet heel eenvoudig arm tegenover rijk: ‘gelukkig zijn zij die arm zijn’. ‘Wee degenen die rijk zijn’. Of beter gezegd (even goed opletten!): Hij spreekt in de tweede persoon meervoud: JULLIE, zegt Hij. 

En die ‘jullie’ – dat zijn de luisteraars op dat moment. Al die mensen die naar Jezus toe gekomen zijn. Van heinde en verre heeft zich een mensenmenigte verzameld rondom Jezus. Uit Judea en Jeruzalem, zelfs uit het heidense gebied van Tyrus en Sidon. Ze zijn gekomen met tientallen, honderden. Ze komen om te luisteren. Ze komen om zijn wonderen te zien. Zieken komen voor genezing. Allemaal zijn het mensen die geluk zoeken. Het echte geluk. Ze zoeken hun geluk bij Jezus. En vooraan staan de twaalf die Jezus kort geleden heeft uitgekozen. Petrus, Jacobus, Johannes en die andere leerlingen. Zij die hun hebben en houden hebben achter gelaten om Jezus te volgen. Zij die ‘arm’ zijn geworden om Jezus wil. Zij die bereid zijn om honger te lijden met Jezus. Zij die zullen huilen als Jezus straks Zijn lijdensweg gaat. Zij die gehaat, buitengesloten en beschimpt zullen worden, als Jezus Zelf straks wordt aangeklaagd, veroordeeld en aan het kruis geslagen. Tot hén richt Jezus zich in de eerste plaats: ‘Gelukkig jullie die arm zijn’. ‘Arm’ betekent in Jezus’ woorden niet zo maar ‘dat je geen cent te makken hebt’. ‘Rijkdom’ wil niet zo maar zeggen, dat je een hoog saldo op je bankrekening hebt staan. Het woordje ‘arm’ betekent zo iets als ‘hulpbehoevend’. Het is de armoede van de bedelaar, die zijn hand op moet houden. Zo zijn de leerlingen van Jezus ‘arm’. Ze brengen niets van zichzelf mee. Ze staan met lege handen voor de HEER.

Zo zijn er veel mensen op die dag gekomen naar Jezus. Omdat ze geloven dat de echte rijkdom, het ware geluk bij hem te vinden is. En ik hoop dat jij, dat u nu uzelf herkent in die menigte mensen rondom Jezus. Dat je hier bent gekomen of verbonden bent met deze kerkdienst – bij wijze van spreken met lege handen. Als een bedelaar voor God. Omdat je beseft dat je ‘arm’ bent. Hulpbehoevend. Omdat je jezelf niet kunt redden in het leven. Omdat je niet zonder de hulp en bijstand, de genade van Jezus kunt. Of dat je hier gekomen bent als een ‘hongerig’ mens – op zoek naar het ware brood, het brood des levens, dat alleen Jezus ons kan geven. Of dat je hier zit als een ‘huilend’, ‘treurend’ mens. Je gaat dan best wel vrolijk door het leven, maar diep in je hart is toch die droefheid te vinden. Over je eigen leven: je pijn, je verdriet, je gemis, maar ook je fouten en tekortkomingen. Maar je bent ook bewogen om het verdriet van je medemens: de zieke, de vervolgde, de verdrukte. Als je zó tot Jezus komt – zo arm, zo hongerig, zo bedroefd – zegt Jezus tegen je: het echte geluk is voor jou. Want Ik vul jouw leegte. Ik voed jouw leven. Ik droog je tranen. Je mag deel uitmaken van Mijn koninkrijk. Dat zul je beleven, eenmaal in Mijn ‘zaligheid’ maar ook nu. Als je Mij volgt. Dus als je bereid bent jouw rijkdom te delen met anderen. Als je aan anderen doorgeeft, wat je van Mij ontvangt. Als je die diepe vreugde van de hoop uitstraalt, die Ik je geef.

Het echte geluk vind je niet in hebben en houden. Geluk vind je in geven en delen. Je levenslot hangt niet af van een winnend staatslot. Een riant salaris is makkelijk, maar het brengt geen echt geluk. Niet wat je in handen hebt, maakt je gelukkig, maar wie je bent en wat je ermee doet. Dus loop in de wereld niet rond met gebalde vuisten. Open je handen, open je hart.
Zo loopt de weg van Jezus naar het echte geluk. Zo keert Jezus de rollen om en zet de wereld op zijn kop. Armen zijn rijk. Hongerigen zijn verzadigd. Huilenden springen op van vreugde. Eersten worden laatsten, dus kies de goede plaatsen en geef je hart aan God.