Website ds. Hans van Dalen

PREDIKANT TE NIJVERDAL

HOOP IN BANGE DAGEN

Kerkdienst Tweede Paasdag 1 april 2024
Het Centrum te Nijverdal

“Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus: in zijn grote barmhartigheid heeft Hij ons door de opstanding van Jezus Christus uit de dood opnieuw geboren doen worden en ons zo levende hoop gegeven” (1 Petrus 1:3)

 

“De wereld kan soms duister voelen. Nog voor het ontbijt lees je over oorlogen, klimaatverandering of een inbraak in de buurt. Soms zakt de moed je in de schoenen. Terwijl juist in onzekere tijden hoop houden zo belangrijk is. Het helpt ons nadenken over wat belangrijk is, geeft moed en maakt weerbaar. Als je hoopvol bent, investeer je in het heden én in je toekomst.”

Deze woorden zijn niet de eerste woorden van mijn preek. Ze komen niet uit MIJN pen. Ze stammen uit een andere bron. Ze komen van de website, die hoort bij de sire-campagne: ‘Vind je lichtpuntje en durf te hopen’. Sire, onze nationale Stichting Ideële Reclame vond het nodig om mensen te helpen hoop te zoeken en te vinden. Ik denk dat ik niet hoef te zeggen, dat ze daarin groot gelijk hebben. Hoop is een essentieel ingrediënt van onze geestelijke gezondheid. Hoop doet leven en zonder hoop kun je niet leven. Terwijl hoop, juist in deze ‘bange dagen’ tegenwoordig vaak zo ver te zoeken is. Een broodnodige en uiterst nuttige campagne dus. Een schone taak, die onze waardering verdient. Mensen helpen een lichtpuntje te vinden in deze duistere tijden. Dat zouden wij allemaal als mens, maar zeker ook als gelovig mens, als christen moeten willen. Ik kan je dus zeker aanraden om een kijkje te nemen op deze website. Als je erover heen scrolt, kan het zijn dat je ook de nuttige, handige tips tegenkomt, die ons aangereikt worden. 12 manieren, je zou bijna zeggen, 12 geboden, 12 leefregels voor een hoopvol leven. Hoewel ze stuk voor stuk de moeite waard zijn, zal ik ze vanmorgen niet allemaal langs gaan. Ik sta alleen even stil bij tip numero 8 uit de reeks. Daar blijf ik toch even bij steken. Het advies van deze tip luidt: ‘Omarm onzekerheid’. En de uitleg erbij:

‘De toekomst is onvoorspelbaar, dus we kunnen simpelweg niet weten of het goed of fout zal gaan. Dit beseffen helpt tegen cynisme. Twijfel kan vervelend lijken, maar het kan je ook hoop geven én laten zien dat we meer (aan)kunnen dan we denken’.

Laat ik beginnen te zeggen, dat ik me helemaal kan vinden in het realisme dat uit deze woorden spreekt. ‘De toekomst is onvoorspelbaar’. Dat weten we allemaal. En als we het niet zouden weten, worden we er vroeg of laat wel mee geconfronteerd. Geen mens weet wat er om de hoek van de straat te wachten staat. Geen mens weet wat er morgen te gebeuren gaat. Ons blikveld is beperkt. ‘We lopen met gesloten ogen naar het onbekende land’, zingt het lied. De toekomst is koffiedik. ‘Het kan vriezen of dooien’. Dus ‘soms zit het mee, soms zit het tegen’. Als je dat beseft, als je daarmee rekent, ben je een realist. Dan sta je met beide benen op de grond of – desnoods – met je poten in de klei. Dan maak je het niet mooier dan het is.
Juist ook als gelovige moet je dat beamen en onderstrepen. Juist ook als je de Bijbel leest, komt dat recht op je af. Bijvoorbeeld in het bekende Bijbelgedeelte, dat we zojuist gelezen hebben: Prediker 1. Met die bekende woorden, waarmee het begint: ‘IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid’. Of met de nieuwe Bijbelvertaling: ‘Lucht en leegte, alles is leegte’. Treffend vertaald, kun je wel zeggen. Want het woord dat in het Hebreeuws staat betekent zo iets als ‘zuchtje wind’. Lucht! Gebakken lucht, zouden wij zeggen. Of – zoals iemand die eerste woorden van Prediker eens vertaalde: ‘soap bubble’. ‘Soap bubble of soap bubbles – all is soap bubble’. En dan kan een kind de was doen. Iedereen snapt het. Je ziet het voor je: Een zeepbel – prachtig mooi. Een schitterend bolletje met alle kleuren van de regenboog. En dat tegen een blauwe lucht onder de stralende zon. Zo kan het leven zijn: één en al puur geluk. Schoonheid. Maar helaas: dat duurt niet lang. Een paar tellen, luttele seconden. Meer is het niet. Dan is het ‘pats’. Dan breekt het stuk. Het zuchtje wind ontsnapt en verdwijnt uit onze ogen. Geluk breekt stuk. ‘Zo kwetsbaar als een grasspriet is ons leven. De mens is als een bloem: hij bloeit maar even’, zo hebben we gezongen. Leven is kwetsbaar, breekbaar – en het duurt maar even. Levensgeluk kan zó voorbij zijn als het noodlot toeslaat. Als je dat beseft, omarm je de mooie momenten. Je viert je feestjes. Je geniet – zoveel mogelijk - van het leven dat je is gegeven. Je koestert herinneringen. Je omarmt… ja wat? De onzekerheid? Hoe zit dat met die ‘onzekerheid’? Is alles dan echt onzeker? Is er dan niets vast en zeker?
En nu ga ik een beetje haperen. Een beetje horten en stoten en stotteren… Heb je als gelovig mens misschien toch nog iets anders te vertellen? Iets méér? Iets dat wellicht eigenwijs, betweterig, schijnheilig overkomt? Iets dat een christen in de ogen van de buitenwereld vaak verdacht of belachelijk maakt?
Over dat ‘iets’, dat ‘iets meer’ schijft Petrus in zijn brief. Petrus: hij is een apostel. Eén van de twaalf apostelen. Leerlingen van Jezus. Die met hem zijn rondgetrokken door Galilea en óp naar Jeruzalem. Zij hebben zijn opgang meegemaakt. Zij hebben ook zijn ondergang meegemaakt. Ook zij werden door Jezus hard geconfronteerd met de breekbaarheid van aards geluk. Hun Heer, hun Heiland werd gevangen genomen, veroordeeld en terecht gesteld. Gestorven aan het kruis. Uitgerekend Petrus werd ook hard geconfronteerd met zijn eigen onzekerheid. Dat je op een mens, ook al heet hij ‘steenrots’, dat je op jezelf niet kunt vertrouwen. ‘Ik geloof in jou?’ Op ‘Petrus’ kun je niet bouwen. Petrus heeft zijn Heer verloochend. De kraaiende haan was voor hem de wake-up call: ijdelheid der ijdelheden, lucht en leegte, zeepbel is je leven. Je OUDE leven wel te verstaan. Je EERSTE leven, kun je ook zeggen. Zoals je geboren bent uit de aardse moederschoot. Als stof dat tot stof wederkeert. Maar Petrus spreekt over een ander leven. Een nieuw leven, dat ontstaat uit een tweede geboorte. Een ‘wedergeboorte’. Petrus weet van ‘opnieuw geboren worden in Gods grote barmhartigheid’. Hij noemt zichzelf een ‘wedergeboren’ mens.
En dan moeten we weer even héél voorzichtig zijn. Want ook dat kan weer zo akelig schijnheilig en zelfs hoogmoedig overkomen. Alsof je als christen beter bent dan een ander. Alsof je op een voetstuk staat. ‘Een wedergeboren mens’. 

Dat is zeker niet de bedoeling van het begrip ‘wedergeboorte’. Hoe Petrus dat in de context van dit woord omschrijft spreekt boekdelen. In de eerste woorden van zijn groet groet hij zijn medebroeders en zusters. De medegelovigen in die provincies van klein- Azië. Hij noemt hen dan met een typische uitdrukking. Hij noemt hen ‘vreemdelingen die verspreid leven’. Vreemdelingen in de diaspora, in de verstrooiing staat er letterlijk. ‘Verstrooiing’ of ‘diaspora’ is het woord dat geldt voor joden die buiten Israël, buiten het Heilige Land wonen. Christenen zijn dus ontheemden, vreemdelingen in een vreemd land. ‘Bijwoners’ die nog niet ‘thuis’ zijn. Ver van vaderland en moederstad. Wij zijn dus geboren in een aards land, een eigen dorp of stad. We zijn burgers van de aarde. Wereldbewoners. Met al onze kwetsbaarheid Met al onze beperkingen. Maar als we opnieuw geboren worden, krijgen we een ander paspoort. Dan horen we bij een ander land. Bij een ander koninkrijk, het hemels koninkrijk van het hemelse Jeruzalem. We zijn dan dus op aarde vreemdelingen geworden. We zijn asielzoekers, allochtonen, overal wonend, maar nergens echt thuis. En dat valt niet altijd mee. Met de nieuwe geboorte, de wedergeboorte beland je niet direct in het paradijs. Integendeel: zoals elke asielzoeker, allochtoon, vreemdeling word je niet met open armen ontvangen. Niet overal op aarde staat de gelovige een gastvrij asielzoekerscentrum te wachten. Zo hebben de christenen, waar Petrus zijn brief aan schrijft, die christenen in Klein-Azië dagelijks te maken met discriminatie, lasterpraat en uitsluiting. Ze horen niet meer bij de oude wereld van bloed en bodem. Ze zijn vreemde eend in de bijt geworden. Dat is de prijs die ze moeten betalen voor hun geloof. Want – ja zeker – geloven KOST wat. Wat zeg ik? Het kost je alles! Het kost je heel je oude leventje. Je moet opnieuw geboren worden. Het oude is afgedaan, het nieuwe is gekomen.

En wanneer is dat dan gebeurt, die wedergeboorte? Petrus noemt het moment van zijn wedergeboorte. Hij moet dan in zijn gedachten teruggaan naar die allereerste Paasdag. Nu voor hem al vele jaren geleden, maar nog vers in zij geheugen. De dag, de morgen, dat hij met Johannes naar het graf van Jezus ging. Toen ze beide zagen dat de steen was weggerold en de doeken in het graf opgerold. Toen het hen langzaam maar zeker duidelijk werd: de HEER is opgestaan! ‘Toen ving voor mij het nieuwe leven aan’, zingt Petrus. Op dat moment wist ik dat mijn leven compleet opnieuw begon. En niet alleen het mijne. Het geldt voor een ieder die deze blijde boodschap in geloof wil aannemen. Ook jij en ik mogen dat nieuwe bestaan leven. ‘Onze God en Vader heeft ons door de opstanding van Jezus Christus uit de dood opnieuw geboren doen worden’. Op de eerste Paasdag ben ik opnieuw ter wereld gekomen met een nieuwe nationaliteit. Burger van Gods Koninkrijk. In een nieuwe realiteit. Die realiteit duidt Petrus aan met de woorden: levende hoop. Daarmee verschilt ons nieuwe leven totaal van ons oude leven. Levende hoop – dat is hoop die ergens op gebaseerd is. Hoop die nooit beschaamd zal uitkomen. Hoop die nooit de grond zal worden ingeboord. Hoop op de ‘erfenis’ die we zullen ontvangen, als we ooit Jezus ontmoeten. Aan het einde van ons leven of als Jezus naar de aarde komt. Hoop die ons vreugde geeft als voorpret – we verheugen ons bij voorbaat over wat komen gaat. Hoop die we overigens niet alleen ontvangen. God GEEFT ons niet alleen hoop. Hij MAAKT ons zelfs tot hoop. Hij maakt ons – met onze woorden en daden – tot hoopvolle tekens in deze wereld. Lichtpuntjes in de duisternis voor anderen om ons heen.
Dus: is het een goede tip ‘De onzekerheid omarmen’? Ja, dat moet je als mens. In veel opzichten. Je weet niet wat de toekomst brengen moge. Er zijn zoveel onzekerheden, waarmee je rekening mee moet houden. Je kunt geen minuut in de toekomst kijken. Maar ‘omarmen’ mag je ook die ene zekerheid. Als opnieuw geboren mens weet je één ding honderd procent zeker. Wat er ook gebeurt: ik ben een burger van Gods Koninkrijk. Wat mij ook overkomt ik ben een kind van de Vader. Niets of niemand, heden noch toekomst, leven noch dood kan daar iets aan veranderen. Omarm deze zekerheid.