Het Salomonsoordeel
(op zoek naar goud)
Soms voel ik mij een goudzoeker. Een goudzoeker in Nijverdal. Als ik dat zeg, bedoel ik niet dat ik zo dom ben als die twee westerlingen. Zij kwamen aan het begin van de 20e eeuw hierheen. Ze waren ervan overtuigd dat ze langs het spoor naar Raalte goud konden vinden. Ze groeven langs het goudzoekerspad geulen en gaten. Ze verschoven duizenden kilo’s zand, op zoek naar goud. Ze vonden geen goud. Dat goud bedoel ik niet. Ik voel mij een ‘goudzoeker’ als ik aan het begin van de week voor de klus sta om een preek voor te bereiden. Enkele weken geleden had ik het plan opgevat om het eens een paar keer over koning Salomo te hebben. De eerste hoofdstukken van het boek Koningen. Twee geleden hebben we hier in de kerk gelezen hoe Salomo koning werd. Vorige week hoorden we in Het Centrum hoe Salomo aan God om wijsheid vroeg en kreeg. Dat was het eerste deel van 1 Koningen 3. Vandaag staat het tweede deel op het programma. Maar toen ik eraan begon te werken voelde ik me als een goudzoeker in het Nijverdalse ravijn. Zoek het goud!
Om goud te vinden moet je de schep ter hand nemen. Je moet zand afgraven en nauwkeurig onderzoeken. Al het nutteloze, waardeloze het zand moet aan de kant. Ook al het hinderlijke, de obstakels die in de weg liggen: stenen, keien, boomstronken, boomwortels. Alles moet weg. In het gelezen Bijbelgedeelte ligt er heel wat van dat nutteloze zand en die hinderlijke keien.
Het verhaal is bekend: Koning Salomo lost op slimme wijze een lastig juridisch probleem op. Twee vrouwen vechten om één kind: het levende kind. Beide beweren dat ze niet de moeder zijn van het andere, het gestorven kind. Er zijn geen getuigen. Salomo moet de waarheid boven tafel brengen. En dat krijgt hij voor elkaar. Door gebruik te maken van – hoe zal ik zeggen – een handige truc. Hij doet nét alsof hij het levende kind dood wil maken. De moeder die daar direct en heftig bezwaar tegen maakt, is de echte moeder. Zij krijgt haar levende kind terug. Dat is het verhaal. Een beroemd verhaal. Spreekwoordelijk geworden in de uitdrukking ‘Salomonsoordeel’. Een Salomonsoordeel is een wijs oordeel in een ingewikkelde zaak.
Dit verhaal is er zo één waar ik als kind ademloos naar luisterde. Als de juffrouw op school of de meester op de zondagsschool het vertelde zag je het gebeuren. Het verhaal is ook heel vaak geschilderd en getekend in de kunstgeschiedenis. Als je erop let: je vindt er overal afbeeldingen van. Zeker van dat spannende, cruciale moment. Als de soldaat met het zwaard in de hand op het punt staat toe te slaan. Je ziet het voor je. Je houdt de adem in. Je hoort de moeder gillen: ‘Nee, niet doen’.
Maar als ik het nu weer lees en opnieuw hoor, krijg ik toch het gevoel tegen die berg zand en stenen aan te kijken. Nutteloos zand. Hinderlijke stenen. Een mooi, spannend verhaal. Maar wat moeten we ermee? Wat hebben we eraan? Wat te denken van het feit, dat het verhaal vertelt dat de twee moeders hoeren zijn! Waarom moet dat er zo nodig bij vermeld worden? En waarom lezen we niets over de vaders van die beide pasgeboren jongetjes? Waar zijn die gebleven? En waarom wordt er helemaal geen aandacht besteed aan de diep trieste achtergrond van dit verhaal? Het gaat over een moeder, die beweert dat haar kind gestolen is. Ze wil dat kind terug hebben. Snap ik. Maar het gaat ook over een moeder die haar kind verloren heeft. Als het daarover gaat hoor ik vaak: dat is één van de meest verschrikkelijke dingen die een mens overkomen kan. Je kind verliezen. In dit verhaal wordt daar totaal geen aandacht aan besteed. Er wordt ook niet verteld, hoe het – na Salomo’s uitspraak - verder gaat. Hoe verloopt het verdere leven van die beide vrouwen en het ene levende kind? Is het misschien toch tot verzoening gekomen? Heeft er iemand zich nog bekommerd over die radeloze, kinderloze moeder? Heeft koning Salomo zich ook nog voor haar ingespannen? Je mag het hopen! Maar in de Bijbel hoor je er niet over.
Genoeg ermee. Genoeg nutteloos zand en hinderlijke keien. Dat leggen we maar aan de kant. Daar proberen we overheen te stappen. We zijn per slot van rekening op zoek naar goud. En jazeker: dat goud is in dit Bijbelgedeelte wel degelijk te vinden. Spitten, graven, wikken en wegen – het levert wat op. Ik heb naar mijn gevoel drie goudklompjes gevonden, die ik je graag wil laten zien. Omdat ze mij verrassend tegemoet schitteren.
Het eerste dat in dit Bijbelgedeelte te vinden is noem ik: het goud van ‘koninklijke waardigheid’. Als ik zo lees over koning Salomo dan komt hij op me over als een waardige koning. In de Bijbelse zin van het woord. Waardig ben je in de Bijbel niet door pracht en praal. Waardig ben je ook niet als je om kunt gaan met andere hoogwaardigheidsbekleders. Dat is best belangrijk voor een koning, voor een regeringsleider. Maar voor een koning naar Gods hart is het juist van belang dat je openstaat voor ‘gewone’ mensen met ‘gewone’, dagelijkse problemen. Dat is je primaire taak. Dat is precies wat Salomo hier doet. Hij zet de deur van zijn paleis open voor twee ‘gewone’ vrouwen. Wat zeg ik? Voor twee verachte, geminachte vrouwen. Voor twee ‘vrouwen van lichte zeden’, voor twee hoeren. Dat staat er dus zeker niet voor niets bij. Daarbij hoef ik niet te vertellen, hoe de Bijbel denkt over overspel en hoererij. Dat is niet goed te praten. Ik moet er wel bij zeggen dat een vrouw er echt niet zó maar toe komt haar lichaam te verkopen. Toen niet en nu niet. Hoe dat precies zit met deze vrouwen weten we niet. Blijkbaar hoeven we dat niet te weten. Want voor Salomo is het niet belangrijk. Hij komt ook deze vrouwen aan de rand te hulp. Daarmee brengt hij zijn eigen Psalm 72 in de praktijk. De waardige koning naar Gods hart ‘zal bevrijden wie arm is en om hulp roept, wie zwak is en geen helper heeft’. Of, zoals de Nieuwe Psalmberijming het zingt: ‘Wie arm zijn of door zorg gebogen, verdrukt of diep in nood – hun bloed is kostbaar in zijn ogen. Hij redt hen van de dood’. Zó is Salomo koning. Zó toont hij zijn koninklijke waardigheid. Dat is het eerste goudklompje, dat we uit het zand kunnen opdelven.
Het tweede dat ik in dit Bijbelgedeelte vind is: het goud van de goddelijke onthulling. Daar valt in dit verhaal alle nadruk op. Salomo gebruikt zijn door God gegeven inzicht, zijn wijsheid, zijn luisterend hart om de waarheid te achterhalen. Hij doet aan waarheidsvinding. We zien gebeuren dat de waarheid boven tafel komt. Er komt iets aan het licht dat verborgen dreigde te blijven. Drieduizend jaar geleden, zonder DNA-kennis, krijgt hij het voor elkaar. Hij koppelt het juiste kind aan de juiste moeder. ‘Al is de leugen nog zo snel, de waarheid achterhaalt haar wel’. Dat is heel belangrijk voor ons mensen. Wat een geluk hebben wij dat we in een rechtsstaat leven. Dat er rechters zijn, officieren van justitie en advocaten. Dat er politieagenten zijn, rechercheurs en opsporingsambtenaren. Dat schuldigen bestraft worden. Dat onschuldigen vrijgepleit worden. Dat slachtoffers schadevergoeding ontvangen. We weten ook dat daar heel veel aan mankeert. In de komende week is er weer de herdenking van de ramp met MH-17. Nu tien jaar geleden. Kosten noch moeite zijn gespaard om achter de waarheid te komen. Inmiddels zijn er verdachten aangewezen en veroordeeld. Er is een proces geweest. Helaas lopen de daders van MH-17 nog steeds vrij rond. De grote bazen, de opdrachtgevers, de dictators ontspringen de dans. Maar niet voor altijd. Elke koning, elke rechter, elke rechercheur die de leugen ontmaskert is een klein teken dat naar Gods toekomst wijst. Een klein voorproefje van Gods grote onthulling. Eens zal alle onrecht worden ontmaskerd. Geen enkele misdaad zal onontdekt blijven. De leugen zal niet triomferen. Dat belijden we in onze geloofsbelijdenis: De HEER zal komen om te oordelen over levenden en doden. Dat is het goud van de goddelijke onthulling.
Koninklijke waardigheid. Goddelijke onthulling… Het mooiste stukje goud uit het ravijn heb ik voor het laatst bewaard. Dat noem ik: moederlijke ontferming. In deze geschiedenis is dat de sleutel tot succes. De koning maakt er slim gebruik van. Van één van de mooiste dingen die er op aarde bestaan: moederliefde. De soldaat staat klaar met in zijn ene hand het zwaard en in de andere hand het kind. De moeder springt naar voren en schreeuwt het uit. Ze doet dat – zo staat er in onze Bijbelvertaling: ‘omdat ze de gedachte dat haar kind iets zou overkomen, niet kan verdragen’. Letterlijk staat er in het Hebreeuws zo iets als: ‘haar ingewanden begonnen te borrelen’. ‘Haar nieren, maar met name haar schoot, haar baarmoeder begon te koken’. Ze wordt gloeiend heet. Een felle pijnscheut trekt door heel haar lijf. Omdat haar kind gevaar loopt. En ze offert zich op: ‘Geef het kind dan maar weg, maar dood het alsjeblieft niet’. Dat is moederlijke ontferming. Het diepe gevoel van een vader of moeder voor haar kind. Diepere, hogere, grotere liefde bestaat niet.
Of, moet je zeggen, dieper, hoger en groter, vind je het alleen bij God de Vader Zelf. Onpeilbaar diepe liefde van de hemelse Vader voor Zijn kinderen. Mens geworden liefde in Gods Zoon, onze HEER Jezus Christus.
In het evangelie lezen we dat bij Jezus hetzelfde gebeurt als bij de vrouw in het verhaal. Als de mensenmenigte op Hem afkomt begint het in Hem te borrelen en te koken. Hij wordt diep geraakt als Hij al die uitgeputte en hulpeloze mensen voor zich ziet. Al die schapen zonder herder. Hij doorziet hun nood, hun schuld, hun gebrek. Hij voelt het in Zijn lijf. Hij is met ontferming bewogen als een moeder om haar kind. Zoals de moeder in het verhaal. Hij offert liever zichzelf op om Zijn kinderen te redden. Zo heeft Jezus dat echt gedaan: zijn leven geven tot in de dood. Om ons het leven te geven. Zo is Hij onze hoogste HEER. Onze hoogste koning. Hij is meer dan Salomo, wijzer, waardiger, barmhartiger dan koning Salomo. Aanvaard Hem dan als de Koning van je leven. Dan heb je goud in handen. Ja, meer dan goud.