Laatste zondag kerkelijk jaar 2023-2024
“Een man mag niet huilen, ook al heeft hij verdriet. Een man mag niet huilen, als een ander het ziet. Hij moet alles vergeten en zich nooit laten gaan. Een man mag niet huilen, zelfs geen enkele traan”.
Hoe ‘fout’ dit liedje is hoef ik niet uit te leggen. Over de muziek ervan valt te twisten, maar over die woorden zijn we het toch hopelijk snel eens. Een man mag bést huilen. Ook als een ander het ziet. En ook een vrouw mag haar tranen vrijuit laten stromen. We vinden dat tegenwoordig gelukkig niet meer ongepast. Je hoeft je tranen niet weg te slikken. Je hoeft je niet groot te houden. Je hoeft ze zeker niet te schamen, als je huilt. We herinneren ons allemaal de tranen van onze koningin Maxima bij haar huwelijk in 2002. Close-up in beeld gebracht op televisie voor een miljoenenpubliek. Daarmee was de ban gebroken. Tranen mag je laten vloeien. Tranen móet je zelfs laten vloeien. Elke psycholoog zal beamen dat opgekropt verdriet schadelijk is voor je geestelijk welzijn. De lucht klaart op na een frisse regenbui. Tranen luchten op.
De tranen, waar Psalm 56 over zingt, zijn de tranen van David. ‘Koning’ David, denken we dan, maar zó ver is het nog niet. David heeft, wanneer hij dit lied zingt, wel te horen gekregen, dat hij koning zal worden. De profeet Samuël heeft hem in Gods Naam tot koning gezalfd. David heeft dus Gods belofte op zak. Maar dat betekent zeker geen gebaande weg naar een gespreid bedje. De troon lijkt verder weg dan ooit. De huidige koning Saul staat hem naar het leven. Saul slingert zijn lans naar David om hem te vermoorden. David kan hem op het nippertje ontwijken. Hij slaat op de vlucht. Hij zwerft door de woestijn – van grot naar grot, van schuilplaats naar schuilplaats. Omzwerven moet hij. Dwalen. Als opgejaagd wild. Hij weet niet, waar hij het zoeken moet. Zijn rotsvast vertrouwen op God wordt aan het wankelen gebracht. Ten einde raad bedenkt hij een riskant plan. Hij zoekt zijn toevlucht bij de vijand. Hij verbergt zich bij de Filistijnen in de stad Gat. David gokt het er maar op. Hij hoopt, dat niemand in de stad Gat hem herkent. Maar de Filistijnen hebben hem door. Ze grijpen hem en zetten hem achter slot en grendel. Het enige wat David dan kan doen is zich aanstellen als een dwaas. Hij doet letterlijk of hij gek is. En die gek laten ze uiteindelijk gaan. Zo kruipt David door het oog van de naald.
Reken maar, dat David in die hachelijke situatie stilletjes een gebed omhoog heeft gezonden. Een schietgebedje tot God in de hemel. Dat gebed is later uitgewerkt tot de 56e Psalm. Daarin roept David om Gods hulp: ‘Wees mij genadig, God, want ze bedreigen mij…’. Daarin belijdt David zijn vertrouwen: ‘In mijn bangste uur vertrouw ik op U, o HEER’. Daarin spreekt hij dus ook over zijn tranen, die hij vrijuit laat stromen voor Gods aangezicht.
Al verschilt jouw situatie hemelsbreed van die van David, je kunt je wel voelen als David. In de knel. In de handen van onzichtbare ongrijpbare vijanden. Niet van vlees en bloed. Maar niet minder angstaanjagend. Alles in je leven wankelt, als je een geliefde verliest. Het kille gevoel van gemis overvalt je als je zonder die ene trouwe metgezel verder moet. De verschrikkelijke leegte staart je aan, als je ’s avonds thuis komt in een donker, leeg huis. Hij, zij ís er niet. De eenzaamheid voelt ijskoud aan, als je ’s nachts alleen de slaap niet kunt vatten. En je vraagt je af, hoe het verder moet. Hoe je erdoor komt. Of je je zult redden. Net als bij David is je leven een ‘omzwerving’ geworden. Doelloos, zinloos, moedeloos klungel je maar wat aan. Waar moet je heen? Waar kun je gaan? Waar moet je ‘het’ zoeken, als je het nergens kunt vinden?
Dus tranen laat je stromen. Vaak alleen, als niemand het ziet. Soms in het openbaar. Het deert je niet. Je kunt het huilen niet laten. Wat fijn is het dan, als er iemand is die het begrijpt. Hij legt even zijn hand op jouw hand. Zij biedt jou een schouder om op uit te huilen. Iemand, die met je meeleeft, meebidt, meehuilt. Maar soms heb je zelfs geen tranen meer dan alleen die ene traan, die niemand ziet in het donker van de nacht.
En wat heb je dan aan je geloof? Kun je dan de troost van God ervaren? Kan Gods belofte jou steun geven? ‘Ik ben met je, Ik zal er zijn’
In het diepe, wanhopige moment in het leven van David, in de handen van de Filistijnse vijand, schiet hem iets te binnen. Eén kostbare gedachte. Een ingeving. Een lichtstraal, die voor even de donkere kerker verlicht. Er komt David een wonderlijk beeld voor ogen. Hij ziet, dat er iemand op hem af komt. Het lijkt een herder, voor David een vertrouwd beeld. Hij heeft een kruik bij zich. De kruik waar de herder water, melk of wijn in bewaart. Zo’n draagbare zak van leer, voor onderweg. Deze herder loopt op David af. De leren waterzak in de ene hand. De andere hand strekt hij naar voren en raakt daarmee heel voorzichtig Davids gezicht aan. Met het puntje van zijn vinger pinkt hij die ene traan van Davids wang. Hij bergt die traan veilig in de waterkruik.
Zo weet David: God telt elke traan! Elke traan telt. Geen traan gaat verloren. Bij God zijn ze geborgen. De HEER vangt mijn tranen op.
Wij mogen erop vertrouwen: Er is één Herder, die naar ons toekomt. Die ons kent. Bij name kent. Hij weet, wat wij doormaken. Hij ziet hoe wij ronddwalen op aarde. Hij weet, hoe wij met vallen en opstaan onze weg door het leven proberen te vinden. Hij kent onze dwaalwegen en rare sprongen. Hij weet ook van ons verdriet. Als geen ander. Hij kent onze tranen. Hij vangt ze op. Hij telt ze één voor één. Als kostbare druppels bergt Hij ze op in Zijn waterkruik.
Tranen vloeien. Tranen stromen. Tranen zijn niet voor niets. Ze luchten op. Ook Jezus laat in het evangelie regelmatig Zijn tranen de vrije loop. Hij huilt als vermoeide en belaste mensen naar Hem toe komen. Hij weent bij het graf van een gestorven vriend. Zijn tranen vloeien in de donkere nacht van Getsemane. Zijn tranen huilt Hij met ons en vóór ons. Onze smarten heeft Hij gedragen. Ons verdriet heeft Hij doorleefd. Onze pijn nam Hij mee aan het kruis tot in de dood. Dankzij zijn bitter lijden, is er voor ons hoop. Een toekomst zónder tranen. Een nieuwe hemel, een nieuwe aarde, een nieuw Jeruzalem, waar alle tranen van alle ogen afgeveegd zijn. Om Christus wil mag je weten: