Website ds. Hans van Dalen

PREDIKANT TE NIJVERDAL

Zout der aarde

Preek voor zondag 5 februari 2023
bevestiging van ambtsdragers

Lezingen: Jesaja 43:9-12 en Matteüs 5:13-16



‘Jullie zijn het zout van de aarde. Maar als het zout zijn smaak verliest, hoe kan het dan weer zout gemaakt worden? Het dient nergens meer voor, het wordt weggegooid en vertrapt’ (Mat. 5:13)

In de Bijbelse oudheid speelt zout een zeer belangrijke rol. De beroemde Romeinse geleerde Plinius sprak de prachtige Latijnse woorden: ‘Nihil est utilius sale et sole’. ‘Niets is nuttiger dan ‘sal en sol’ – zout en zon. Het apocriefe Bijbelboek Jezus Sirach rekent zout tot de eerste levensbehoeften. Hij geeft ons geen schijf van vijf, maar van maar liefst 10 fundamentele producten, die moeder Aarde ons verschaft. Water, vuur, ijzer, graan, melk, honing, het bloed van de druif, olijfolie, kleding en ZOUT’. Zout is bijzonder waardevol. Letterlijk zó waardevol, dat Romeinse soldaten hun soldij in zout kregen uitbetaald. Wij hebben ons woord ‘sal-aris’ eraan te danken.

In onze tijd heeft zout een slecht imago. Medici en andere gezondheidszorgers waarschuwen ons voor teveel zout. Die waarschuwing nemen wij natuurlijk serieus. Alles waar ‘te’ voor staat is fout - behalve ‘tevreden’. Ook te veel zout is slecht voor lijf en leden. Toch weten ook wij dat zout voor een mens onmisbaar is. Heel Holland bakt en kookt met op zijn minst een snúfje zout. Warme streken zonder koele kelder, diepvrieskist of koelkast kunnen zelfs geen dag zonder zout. Zout is een beproefd conserveringsmiddel. Met zout kun je vlees en vis lange tijd bewaren. Gepekeld vlees en zoute haring bederven niet snel. Zout houdt bacteriën van je voedsel weg.  

Zout heb je trouwens ook nodig om gezond te blijven. Op warme zweterige dagen moet je naast water ook altijd zorgen voor voldoende zout in je lichaam. Op een flesje bronwater staat precies aangegeven hoeveel zout je naar binnen slurpt. Zout moet – niet te veel, maar te weinig is ook niet goed.

Maar laten we dat aan de dokter overlaten. We weten: eten is met zout gewoon lekkerder. Met een beetje zout smaakt het vaak beter. Eten zonder zout is flauw en smakeloos. Dus doen we een bouillonblokje in de soep, zout op de piepers en nemen we een pittig stukje kaas. Pit in het eten. Zout brengt smaak!

Als Jezus zegt: ‘Jullie zijn het zout van de aarde’ dan bedoelt Hij dát. Jullie, samen als mijn kerk en stuk voor stuk als mijn volgelingen. Jullie, die je christenen noemen. Jullie zijn smaakmakers van Gods Koninkrijk. Jullie kunnen ‘pit’ brengen in een smakeloze wereld. Jullie kunnen een flauwe samenleving een beetje ‘opzouten’.

Het zal ons misschien verbazen. Want - eerlijk gezegd - het christelijk geloof komt vaak niet echt ‘pittig’ en ‘gezouten’ uit de bus. De kerk kampt wat dat betreft – net als zout - met een imagoprobleem. We staan te boek als slaapverwekkend, suf en vet saai. Voor een beetje smaak en pit moet je toch echt niet bij de kerk zijn. Slappe hap, zouteloze kost. Gaat er wel iets van ons uit? Gaat er van ons iets uit, waar de buitenwereld écht op zit te wachten? Het zout in de pap van de vreugde? De smaak van de hoop? De pit van de goede boodschap?

Maar zout geeft dus meer dan smaak alleen. Zout is ook: Bederfwerend en conserverend. Het houdt bacteriën op veilige afstand van je etensbordje, zoals gezegd. Dat bedoelt Jezus ook. Als Zijn volgelingen hebben we niet alleen een aangename smaakmakende functie. We hebben zelfs een nuttige, ja vitale functie in de samenleving. Om bederf te weren. Is dat juist in onze tijd niet broodnodig? Als volgelingen van Christus zijn we er voor om juist de kostbare Bijbelse normen en waarden uit te strooien. Het diaconale zout van gerechtigheid en barmhartigheid. De pastorale liefde van de HEER, juist voor de minste mensen. Als volgelingen van Christus hebben wij de taak om de bacterie van het egoïsme te bestrijden. Om de verderfelijke mentaliteit van ‘ikke-ikke’ en ‘eigen volk eerst’ te lijf te gaan met het zout van het evangelie.

Smaak maken, bederf weren: Daartoe zijn wij geroepen. Dat moet er van ons uitgaan. Zout der aarde zijn is onze opdracht. Dat moeten we zijn. Of als je goed naar Jezus luistert: Dat ZIJN we al. Je bent het zout der aarde. Tenzij je die zoutende kracht bent kwijt geraakt. Zout kan namelijk zijn smaak verliezen. Dat klinkt een beetje vreemd. Zout is zout en blijft zout, zou je denken. Wij denken aan ons hagelwitte keukenzout. In Bijbelse tijden was zulk prachtig zuiver wit zout een zeldzaamheid. In elk geval was dat niet het huis, tuin en keukenzout. Het gewone zout, voor dagelijks gebruik, kwam van de oevers van de Dode Zee. Daar liggen de zoutbergen. Kilometers lang, meters hoog. Als je er langs rijdt, dan lijkt het gewoon woestijnzand. Maar een gids laat de bus met toeristen even stoppen. Iedereen moet even een vingertopje proeven. Je proeft het zout! Zout: Zomaar voor het oprapen langs de kant van de weg! DAT ongezuiverde zout werd gebruikt in de kookpot van de gewone vrouw of man. Je neemt een schepje of een brokje en doet dat in het water. Even roeren, aan de kook brengen, water overgieten in een andere pan. Liefst door een fijne zeef. Het zout is in het water getrokken - daar kan de soep van gekookt worden. De nutteloze resten, zand en steentjes, blijven achter. Dat kieper je – hupsakee! - het raam uit. De straat op. Mensen lopen er overheen.

Dat bedoelt Jezus, als Hij zegt: ‘Als het zout krachteloos wordt, deugt het alleen nog maar om weggegooid en door de mensen vertrapt te worden’. Zout kan zijn kracht verliezen - letterlijk. Maar ook bij ons kan het helaas gebeuren. Dat ons geloof, onze hoop en onze liefde zijn kracht en smaak verliest. Dat we als kerken of personen smakeloos en krachteloos worden. Niet te pruimen. Niet meer relevant. Er gaat niets meer van ons uit. Kraak noch smaak. Slap aftreksel. Modderig miezerig beetje zand, dat je het raam uit kiepert! De mensen lopen er overheen. En terecht.

Dan klinkt dus vanmorgen de vraag: Wat gaat er van ons uit? Is er wat van te merken, dat wij Jezus volgen? Zijn we nog ‘zout’?  Moeilijk is dat niet. Als Jezus zegt dat wij zout ZIJN, is het gewoon een kwestie van: jezelf zijn. Om het met Jesaja te zeggen: ‘getuige’ zijn. Getuigen hoeven geen mooie verhalen te verzinnen. Getuigen van God HEBBEN al een mooi verhaal. Getuigen hoeven ‘alleen maar te vertellen’ wat ze gezien en gehoord hebben. Wat God, wat het geloof, wat Jezus voor je betekent. Gewoon vertellen, dat God jou steun en kracht geeft in je leven. Dat is zout. Dat geeft smaak. Dat raakt.

Gaat er nog zo iets smakelijks uit van ons geloof? Hebben wij nog wat te betekenen tegenover het bederf in de wereld? Zijn we nog smaakmaker in onze buurt, in ons dorp? Of hebben wij onze smakelijke kracht verloren?

Weet dan, dat het beeld hier verder mank gaat. Zout, dat zijn smaak verliest, kan niet meer gezouten worden. Dat kieper je het raam uit. Maar voor een mens bestaat altijd de mogelijkheid om opnieuw op smaak gebracht te worden. Nieuwe smaak, nieuwe kracht kun je vinden bij Jezus, de Bron, de onuitputtelijke zoutmijn. Aan ons allen, maar vanmorgen in het bijzonder aan de nieuwe ambtsdragers de taak om telkens weer terug te gaan naar deze zoutmijn. Jezus en Zijn Woord. De kerkenraad is ervoor bedoeld het zoutgehalte van de gemeente op peil te houden. Telkens weer de gemeente de weg te wijzen naar de zoutmijnen van Gods Woord.

De kracht van Jezus Christus geeft telkens nieuwe smaak. Zijn Geest kan het bederf weren. Er gaat weer iets van ons uit. Wij kunnen Zijn zout uitstrooien. Zet dat zoden aan de dijk? Heeft de kerk nog wel voldoende kracht om iets te betekenen in onze samenleving? Nou, van zout heb je maar een klein beetje nodig. Teveel zout kan zelfs schadelijk zijn of vies irritant. Een snufje is voldoende. Een korreltje doet wonderen. 
Als we ons zoutgehalte op peil houden, kunnen we blijven strooien - tot zegen van velen.