Website ds. Hans van Dalen

PREDIKANT TE NIJVERDAL

Wachten op de morgen

 preek voor Oudejaarsavond, 31 december 2024 te Nijverdal


“Mijn ziel verlangt naar de HEER,
meer dan wachters naar de morgen,
meer dan wachters uitzien naar de morgen” (Psalm 130:6)

Oudejaarsavond is de avond van opblijven. Oudejaarsnacht is niet om te slapen maar om wakker te zijn. De meesten van ons zullen vanavond tot minstens kwart over 12 niet naar bed gaan. Velen zullen tot de kleine uurtjes doorgaan. Een enkeling misschien zelfs tot het morgen weer licht wordt. Ik kan me herinneren hoe mooi en tegelijk ook spannend ik het vond, toen ik dat voor het eerst meemaakte. Ik zal een jaar of tien zijn geweest. Groot genoeg om mee te doen met de lange, lange oudejaarsavond. Eerst samen naar de kerk. Daarna chocolademelk met een oliebol. Natuurlijk het bij ons thuis onvermijdelijke potje sjoelen. En dan – zo tegen – 5 voor twaalf – gaat de televisie aan. Voor de klok op TV. Die heel precies de laatste minuten en seconden wegtikt. Vuurwerk barst los. Omhelzingen en nieuwjaarswensen volgen. Niet heel lang daarna is het toch echt tijd om naar bed te gaan. Ik moet zeggen: daar was ik wel aan toe.
Toegegeven: Ik was, ik ben geen nachtbraker. Als het te laat wordt, verlang ik naar mijn warme bedje. Ze hoeven mij niet met sluitingstijd uit de disco te zetten. Een gamenight is aan mij niet besteed. Ik ben dus absoluut niet geschikt voor nachtdienst in de zorg of de nightshift van de ploegendienst in de fabriek. De keren dat ik tot nu toe ’s nachts geen oog dicht heb gedaan, zijn denk ik op één hand te tellen. Dan was er ook werkelijk een reden voor. Grote waardering heb ik voor mensen die ’s nachts hun werk moeten doen. Die voor ons werken en over ons waken, als wij slapen.

Zo’n nachtelijk beroep komt ook in de Bijbel voor. Het beroep van nachtwaker. Een wachter stond ’s nachts op de muur van de antieke stad. Hij (of misschien ook wel eens een zij) houdt zich ’s nachts wakker. Om de boel in de gaten te houden. Hij tuurt over de stad, maar vooral over de omgeving buiten de stad. Of er wellicht een vijandige roversbende nadert. Of een verlate handelskaravaan.  De kamelen hebben hoognodig water nodig. De begeleiders moeten iets te eten krijgen. Als de nachtwaker heeft uitgezocht dat het goed volk is, mag hij de poort van de stad even open doen. Daarna wordt die weer hermetisch afgesloten. Op ongenode gasten zitten de stedelingen niet te wachten.
Het laatste nachtelijk karweitje, ik denk ook het allermooiste, is het aankondigen van de morgenstond. De eerste zonnestralen. Sterren die verbleken. Een streep licht boven de horizon. Tijd om op te staan. Blaas de bazuin als bode van de dageraad. Daar is de wachter voor. Zo waakt hij, als de burgers slapen. Zo kondigt hij een nieuwe morgen aan.
Dit beeld van de wachter op de morgen gebruikt Psalm 130 voor ons. Hij vergelijkt ons, als gelovige mensen, als christenen, met wachters op de morgen. Wij wachten op de morgen. Wij zien uit naar de morgen. Wij verlangen naar de morgen. Om er ons eens goed bij stil te laten staan, gebruikt de Psalm de uitdrukking twee keer achter elkaar: wij zien uit naar de HEER ‘meer dan wachters op de morgen, meer dan wachters op de morgen’…

Nu is die Psalm 130 misschien niet de meest voor de hand liggende keus voor deze oudejaarsavond. Dit Bijbelgedeelte is namelijk geen vrolijk lied. Het is een psalm in mineur. Geïnspireerd op deze Psalm zijn vele prachtige maar o zo droevige muziekstukken gemaakt. Die heten allemaal: De Profundis. Zoek maar op, op YouTube of Spotify. De Profundis - dat is Latijn voor wat er staat in Psalm 130 vers 1: ‘uit de diepte’. Of letterlijk vertaald: ‘Uit de diepten (meervoud) roep ik tot U, HEER’.

De Psalmdichter bevindt zich dus ‘in de diepten’. ‘Diepte’ is een woord dat bijvoorbeeld gebruikt wordt voor een diepe put. Een waterput of cisterne, zoals je ze in het oude oosten veel had. Diep uitgegraven onder de grond om het spaarzame regenwater in op te vangen. Met een kleine opening bovenin om de hitte van de zon zoveel mogelijk tegen te houden. De diepte is dus een koud, kil, donker gat, waar je in terecht kan komen. Denk aan Jozef die door zijn grote broers in de put wordt gegooid.
‘Diepte’ staat ook voor de ‘diepte van de zee’, waar Jona in terecht kwam. En waar jij en ik in terecht kunnen komen. Waar je in weg kunt zakken, zinken én verdrinken. Diepte is dus ook: de diepte van de dood, de onderwereld. Als je tijd gekomen is daal je daarin af. Naar de diepdonkere nacht, waarin geen licht meer straalt. In deze diepte bevindt de Psalmdichter zich op het moment dat hij zijn lied schrijft. De Psalm is geschreven door iemand die – zoals wij het zouden zeggen – diep in de put zit. En natuurlijk hoop ik het niet, maar dat kan met u, met jou het geval zijn. Om wat je hebt meegemaakt. Jaren geleden of in het afgelopen jaar. Je voelt die diepte als een put waar je maar niet uitkomt. Als een woeste zee, waarin je rond spartelt om je hoofd boven water te houden. Een kille koude dodelijke macht die jou gevangen houdt. ‘Uit die diepte roep ik tot de HEER’.
Maar het zou ook kunnen dat je daar op dit moment helemaal geen last van hebt. Je zit hier of thuis op deze avond vooral met een gevoel van dankbaarheid. Dankbaar voor de mooie dagen van 2024 die achter je liggen. Hopelijk heb je die mogen meemaken. Dan kom je nu in de kerk om ‘God je dank te betalen, Hem te prijzen in je oudejaarsavondlied’.
Misschien zit je hier ook wel met een gevoel van verwondering en opluchting. Omdat je misschien wel dieptepunten hebt meegemaakt. Je weet wat het is om in de diepte te zijn. Maar je bent er in het afgelopen jaar weer door gekomen. Je hebt het weer gered. Dan kun je God loven, zoals we dat gelezen hebben in Efeze 5: ‘Zing en jubel met heel je hart voor de HEER en dank God, die je Vader is, altijd voor alles’.

Psalm 130 brengt die dank en die verwondering niet onder woorden. De Psalmdichter zit in de diepte. Dus beter gezegd: in de dieptEN. Het is belangrijk dat dát er staat. Als gelovigen moeten we altijd verder kijken dan de eigen neus lang is. De dichter van Psalm 130 zingt niet alleen over zichzelf en zijn eigen diepte. Hij betrekt ook zijn volk, Israël, erbij. Hij denkt aan de mensen om zich heen. Want al zit je ZELF niet in de diepte, je beseft dat anderen wél in HUN diepten zitten. Je leeft met hen mee. Je voelt met hen mee. Je bidt, roept voor hen vanuit de diepten. Juist als je de HERE God danken kan voor wat je hebt meegemaakt in 2024. Je beseft dan des te beter hoe onvanzelfsprekend JOUW zegeningen zijn.
Je kunt bij ‘diepten’ ook denken aan de problemen waar wij met zijn allen mee te kampen hebben. De diepten van onze wereld. ONZE aarde. De oorlogen die maar niet ophielden in 2024. De toegenomen verharding en verkilling van onze maatschappij. De bedreiging van ons leefmilieu. De natuurrampen die ons getroffen hebben. De kloof tussen armoede en rijkdom. De wereld bevindt zich ‘in de diepten’. We lopen groot gevaar er met zijn allen in te verdrinken en verzinken. We zitten samen in een diepdonkere wereldnacht. Samen in de diepte.

Psalm 130 gaat nog een stapje verder. De Psalmdichter vertelt ons meer over de kern van onze diepte. Over de oorzaak van de duisternis waarin wij ons bevinden. Diepte is de donkere nacht van onze schuld. De menselijke schuld. De zonde van jan-en-alleman. ‘Als U de zonden blijft gedenken, HEER, Heer, wie houdt dan stand?’, zingt hij.

En misschien kost het je moeite, maar misschien toch goed om eens even te bedenken. Je zonde te overdenken aan het einde van het jaar. Niet alleen trots zijn op wat jij hebt bereikt in het leven. Niet alleen blij zijn met wat je allemaal GOED hebt gedaan. Dat mag ook. Maar dan ook stil staan bij wat niet goed is gegaan. De dingen waarin jij, u en ik – heel persoonlijk – tekort zijn geschoten.
Kijk op deze oudejaarsavond ook eens even in je eigen diepte. De diepte van een schuldig hart. Wat heb ik in het afgelopen jaar een ander aangedaan? Wat heb ik fout gezegd? Wat heb ik juist vergeten te zeggen? Heb ik soms iemand gekwetst? Iemand teleurgesteld? Ben ik tekort geschoten? Bewust of onbewust. Goed om voor jezelf te bedenken. Misschien ook goed om het vanavond, voor we het nieuwe jaar ingaan, eens naar elkaar uit te spreken. Juist tegenover de mensen die jou het meest dierbaar zijn. Sorry zeggen, fluisteren. En juist ook tegenover de HEER, onze God. Belijden. De diepte waarin wij ons bevinden is ook de diepte van onze schuld. Goddank: in dat schuldbesef hoeven we niet te blijven steken. We blijven niet in de put. We worden eruit bevrijd. Het blijft geen nacht. Er volgt een morgen van vergeving. Psalm 130 spreekt in één adem over zonde en genade. Bij de HEER is vergeving te vinden. Hij, Hij alleen, haalt ons uit de diepte van onze schuld. Hij brengt ons uit de nacht in het licht van zijn nieuwe morgen. We zijn – zoals Paulus het schrijft in de Efezebrief – ‘geen duisternis maar licht, als we de HEER toebehoren’. We zijn ‘kinderen van het licht’. Zo waar Christus is opgestaan op de eerste dag, is er ook voor ons een morgen van opstaan.
Zo staan wij ‘op de muren van onze stad’. Als wakers in de diepdonkere nacht. De diepten zijn nog niet voorbij. We bevinden ons nog middenin de duisternis. Mijn diepte en de diepten van onze medemens, onze wereld. De nacht is nog niet ten einde. Maar wij blijven uitkijken. Turen naar de horizon. Wachten op de morgen. Onverbeterlijk optimistisch. Volhardend hoopvol. Het zal morgen worden. De zon zal weer opgaan. De nieuwe dag zal komen. Het licht zal overwinnen. Alles wat duister is wordt door het licht ontmaskerd. Op de lange diepe nachten in ons leven volgt toch telkens weer een morgen. Op onze diepdonkere schuld valt het licht van Gods vergeving. Want bij de HEER is vergeving. Bij Hem is bevrijding. We wachten op de grote morgen dat het licht zal overwinnen. Wij blijven – ook in het nieuwe jaar - Zijn dag verwachten.

(foto: Bernd Twiest)