LOOFHUTTENFEEST
Kerkdienst 1 oktober 2023 - Het Centrum Nijverdal
Israëlzondag
Schriftlezingen: Leviticus 23:33-43 en Openbaring 7:9-17
Feest vieren – wie doet dat niet graag? Je verjaardag, een jubileum, trouwfeest, geboortefeest. Als er geen reden is om iets te vieren, kunnen sommige mensen er altijd wel één bedenken. Wat zou het leven zonder feest zijn? Stel je toch voor dat er helemaal niets meer te vieren valt!
Joden vieren het Loofhuttenfeest, hún uitbundigste feest als de zomer op zijn einde is, in het najaar. Bij ons is het dan eind september of begin oktober.
Loofhuttenfeest is dus een ‘oktoberfeest’. Als bij ons de blaadjes vallen en de eerste herfststormen loeien. Dat valt in de Bijbelse landen wel een beetje mee. In Israël kan het nu nog lekker najaarsweer zijn. In ons koude kikkerland is het niet altijd zo prettig om Loofhuttenfeest te vieren. Je moet namelijk zeven dagen in een hutje, een soeka wonen. Een hut in je tuin, op je balkon of op het platte dak van je huis. Een hutje van ‘loof’ – takken, planken, hout, riet. Natuurlijk materiaal. Geen kunststof. Zo’n hut, zo’n soeka, moet in elk geval drie muren hebben en een dak. Dat dak moet zó gemaakt worden, dat je de hemel boven je kunt zien. Van riet dus bijvoorbeeld. Of in elk geval met een groot gat erin.
Moet je daarin wonen – zeven dagen lang? Gelukkig wordt de soep niet zo heet gegeten, als zij wordt opgediend. Eten MOET. Tenminste één keer per dag één maaltijd in de loofhut. Slapen MAG, HOEFT niet. Als je liever in je eigen bedje wil kruipen, oké. Het gaat natuurlijk om het idee, de gedachte, die erachter ligt. Die gedachte, zo zou je kort kunnen zeggen is: leren, dat je afhankelijk en vergankelijk bent. Eén van de lezingen in de synagoge op het Loofhuttenfeest is uit het boek Prediker. IJdelheid der ijdelheden, alles is ijdelheid. Lucht en leegte is het leven. Niet blijvend, rotsvast, onverwoestbaar. Juist kwetsbaar en zwak. Leven is voorbijgaan, een zuchtje wind. Meer niet. Dat leer je in de loofhut – dicht bij de natuur. Je merkt, hoe klein en zwak je bent. Als de wind gaat waaien en de regendruppels vallen. Als je om je heen kijkt en al die vergankelijke materialen om je heen ziet. Geknakte rietstengels, rottend hout en verdorde palmbladeren.
Een ander voorschrift op het feest is, dat je een ethrog en een lulab in je handen moet nemen. Een ethrog is een grote soort citroen. Een lulab is een bosje takjes van palm, myrte en wilgenboom. Allemaal vruchten van de natuur. Gods gaven aan de mensen. Wat zo mooi groeit en bloeit, maar dan schieten je de woorden te binnen: ‘Gelijk het gras is ons kortstondig leven’. ‘Alle vlees is als gras en al zijn schoonheid als een bloem op het veld. Het gras verdort, de bloem valt af’. Daar heb je het weer: IJdelheid der ijdelheden. ‘Stof zijt gij. Tot stof zult gij wederkeren’.
Loofhuttenfeest is dus een lesje bescheidenheid voor de mens. Je hoeft je niets te verbeelden. Je bent maar een stofje aan de weegschaal. Een pluisje wol. Even blazen, weg is het…
Nou ja, vraag je je af. Moet je dát nu VIEREN? En niet zo maar een beetje ‘vieren’: uitbundig vieren! Vroeger, toen de tempel er nog was in Jeruzalem was het een heel spektakel. Zeker de eerste nacht. Priesters dansten met fakkels in hun handen. Enorme lampen werden aangestoken bij de tempel. Bijbels vuurwerk, zou je kunnen zeggen. Nu nog dansen en zingen Joden in de synagoge op het Loofhuttenfeest met die citroen in de ene en de palmtak in de andere hand. Gezelligheid kent geen tijd op dit feest. Je nodigt elkaar uit in je loofhut. Samen eten en drinken. Samen plezier maken. ‘Zeven dagen zult gij vrolijk zijn’, luidt de regel. Dus dat doen we dan maar. Maar noem mij dan een REDEN om vrolijk te zijn!? Blij zijn over je afhankelijkheid en vergankelijkheid? Afhankelijk zijn – dat wil toch niemand? Je wilt zelfstandig zijn, op eigen benen staan. Het zelf kunnen redden. Dat is het mooiste wat er is. Het is niet fijn om noodgedwongen aan de kant te moeten staan. Als iedereen jou helpen moet. Als je je hand moet ophouden voor een uitkering of naar de voedselbank moet. Als je uit bed geholpen moet worden. Als iemand anders jouw kamer schoon moet maken of als je zelfs jezelf niet meer wassen kunt. Dat valt helemaal niet mee, die afhankelijkheid. Dat is zeker geen reden om je te verheugen.
En vergankelijkheid? Ook dat is toch niets om te vieren? Dat aan al het mooie in het leven een einde komt. Dat het goede leven maar tijdelijk is. Dat er een punt achter komt, vroeg of laat. Geleidelijk of plotsklaps. Je moet dat aanvaarden, als het zover is. Je kúnt het misschien na verloop van tijd accepteren. Maar ‘vieren’? Vrolijkheid? Is dat een feest waard?
Loofhuttenfeest – feest van de afhankelijkheid en de vergankelijkheid…. Nou ja, er is natuurlijk meer te zeggen. Loofhuttenfeest was – volgens de geleerden – eerst een soort oogstfeest. De oogst is binnen, de wijn is in het vat, het koren in de schuren – dat moet gevierd worden. Later werd hieraan nog iets anders verbonden: de tocht van Israël door de woestijn. Veertig jaar op weg door de barre wildernis. De zware reis naar de behouden aankomst in het beloofde land. Daar sta je ook bij stil in de loofhut. De honger, de dorst, de hitte. Geen vast huis om in te wonen. Telkens je tentje op moeten breken en verder gaan. Schamele beschutting tegen de nachtelijke kou. Leven, leren leven met weinig tot niets. Tevreden zijn met het kleine beetje, dat je mee kunt sjouwen. Geen kast vol met kleren of een grote verzameling schoenen. Geen luxe kun je je permitteren. Leren genoegen te nemen met wat je hebt. Je vege lijf. Je eigen lichaam en het gezelschap van je reisgenoten. Lotgenoten. Dat is woestijnleven. Dat moet je een beetje gaan voelen die ene week in de loofhut.
Ach, het zal wel zo zijn… Een goede gewoonte, dat Loofhuttenfeest. Het zou ook voor ons, rijke westerlingen, een leerzaam lesje zijn. Wij zijn toch veel te veel verwend met alle luxe van deze wereld? Wij leven in een gespreid bedje en verlangen ook nog naar het Zwitserlevengevoel. Weten we nog wel wat leven is, als het bedolven is onder de bling-bling? Het kan geen kwaad om eens even een paar dagen terug te denken aan hoe het was. Aan de hongerwinter, de Coronatijd of een slechte periode uit ons eigen leven. Het kan geen kwaad om eens even stil te staan bij zoveel mensen op deze wereld die zelfs geen dak boven hun hoofd hebben. Even ervaren hoe dat is. Dan kun je weer des te meer het goede waarderen van wat je nu hebt.
Maar om dat nu te vieren? Uitbundig te vieren? ‘Wie nog nooit Loofhuttenfeest gevierd heeft, weet niet wat echte vreugde is’…
Echte vreugde. Waar zit ‘m dat in op dit feest? Is vreugde, echte vreugde te vinden, als het leven woestijn is geworden? Als het echt tegen gaat zitten?
Luister dan naar een verhaaltje. Over rabbi Simson. Een rebbe die lang geleden in een klein dorpje in Rusland leefde. Reb Simson wilde elk jaar een nog betere loofhut bouwen dan het vorige jaar. Elk jaar weer probeerde hij er namelijk meer glas in te verwerken. Zijn ideaal was namelijk een loofhut van alleen maar glazen wanden. In zo’n glazen huis zou hij zich geheel en al door Gods schepping omringd weten. Maar glas en ruiten waren schaars en duur in die dagen. Niet weggelegd voor eenvoudige mensen als Rabbi Simson. Maar de rabbi legde al zijn roebeltjes opzij om glas te kunnen kopen. Op zekere dag had hij geluk: zijn rijke buurman liet een nieuw huis bouwen. Reb Simson mocht de ramen van het oude huis voor zijn loofhut gebruiken. Hij was de koning te rijk. Dat kun je begrijpen. Het werd een prachtig bouwwerk. Overdag was de soeka vol van het licht van de zon. ’s Avonds was de soeka zelf een bron van licht door de kaarsjes, die zijn vrouw en dochters erin ontstaken. Het hele dorp kwam naar de tuintje van rabbi Simson om de glazen soeka te bekijken.
Maar op één van de nachten van het Loofhuttenfeest was de rebbe met vele anderen tot heel laat in de synagoge om de Thora te bestuderen. Zo merkte hij niet dat er een kar met boeren voorbij kwam. Ze hadden een naburige markt bezocht en keerden terug naar huis. Niet al te nuchter meer – dat snap je wel. Toen ze reb Simons glazen loofhut zagen staan, konden ze het niet laten. Ze gooiden met stenen alle ruiten kapot. Al het glas ging aan diggelen. Ze braken de loofhut van ‘die Jood’ tot de grond toe af.
Niemand durfde de rebbe te zeggen wat er gebeurd was. Velen liepen naar zijn huis. Ze werden gastvrij opgevangen door zijn vrouw en kinderen. Toen ze buiten keken zagen ze de vernielde loofhut in de tuin. Troosteloos en verlaten. Maar wat was dat? Wie stond daar tussen de scherven? Warempel: Het was reb Simson. Maar, vreemd genoeg, hij was vrolijk en liep uitgelaten heen en weer. Hij danste met een fles wijn in de hand. Hij schonk met een schaterlach alle glazen vol en leegde zijn eigen glas in één teug. ‘Lechaiem!
‘Simson, heb je het dan niet gezien…?’ begon iemand voorzichtig. ‘Gezien?’, riep de rebbe, ‘Je bedoelt dat mijn loofhut is afgebroken? Dat alle ruiten kapot gegooid zijn? En óf ik dat heb gezien! Maar wat doet mijn miezerige loofhut er toe? MIJN loofhut? Zien jullie Gods loofhut dan niet?’. Hij wees omhoog naar de sterrenhemel. ‘Gods soeka’, zei hij. ‘De gaafste, de mooiste, de grootste loofhut die er is. De loofhut die de Eeuwige elke nacht over ons uitspreidt. En zonder glazen ruiten zien we dat beter dan ooit. Dus: lechaiem!’.
Als wij reb Simson begrijpen, begrijpen we iets van de grote vreugde van Loofhuttenfeest. Als we het niet begrijpen, moeten we op een mooie nazomeravond maar eens naar buiten gaan. Onder een prachtige sterrenhemel. Loofhuttenfeest leert ons vanuit de scherven van aardse vergankelijkheid en afhankelijkheid naar boven te kijken. Door het gat in ons dak naar de sterrenhemel. Ja, - als een kind - hoger kijken dan de blauwe luchten en de sterretjes van goud. Loofhuttenfeest laat ons verder kijken dan onze neus lang is. Het stelt onze blik op ‘Oneindig’. We zien Gods beschermende armen uitgespreid over ons leven. Gods ontfermende armen om ons heen.
Loofhuttenfeest leert ons naar boven kijken. Loofhuttenfeest laat ons ook naar voren kijken, naar de toekomst. Als de hemel op aarde komt. Als het nieuwe Jeruzalem neerdaalt. Gods stad voor alle volkeren. Op Loofhuttenfeest gaan onze ogen open voor het visioen van de Openbaring. We zien een grote schare, die niemand tellen kan. Vermoeide reizigers die door de woestijn het beloofde land hebben bereikt. Opgeluchte pelgrims die eindelijk thuis zijn in Gods ‘eeuwige stad’. Ontelbaar veel mensen staan voor de troon van God en het Lam. Mensen uit alle volken. Joden en heidenen zwaaien met de loelav, de palmtak. God Zelf zal zijn tent over hen uitspreiden. Samen wonen in de beschutting van Gods loofhut. Loofhuttenfeest is ook voor ons feest van hoop. We zijn als klein, kwetsbare, vergankelijke mensjes op weg naar Gods heilige stad.