'Kop op!'
Preek voor zondag 1 december 2024
Eerste Adventszondag
Lezingen: Daniël 7:13-14 en Lucas 21:5-31
Wanneer dat alles staat te gebeuren, richt je dan op en hef je hoofd, want jullie verlossing is nabij (Lucas 21:28)
‘Kop op’. Als ik deze uitdrukking hoor, moet ik aan mijn moeder denken. Zij gaf mij de opdracht ‘kop op’ al in mijn jonge jaren. Dat bedoelde zij dan letterlijk. Ik had als bovengemiddeld lange slungel in mijn jeugd de neiging om gebogen door het leven te gaan. Met mijn neus naar de grond en ogen terneergeslagen. Letterlijk, want ik herinner me niet dat ik figuurlijk bedroefd in het leven stond. Op een gegeven moment liep ik zo krom, dat ze me naar een fysiotherapeut stuurde. Daar kreeg ik oefeningen om mijn rug- en schouderspieren te versterken. Of het resultaat heeft gehad, moet u maar beoordelen. Ik krijg het nog wel eens te horen. Van mijn vrouw bijvoorbeeld: ‘Hans, je moet rechtop lopen. Schouders naar achteren. Rug recht. Borst vooruit: ‘kop op!’.
‘Kop op!’. Dat kan klinken als een goedkoop advies. Zo’n dooddoener, waarmee iemand een lastig gesprek wil beëindigen. Een jongen vertelt tegen je dat zijn verkering uit is. Je luistert naar zijn verhaal en als hij uitgesproken is, zeg je: “Nou, ja geen man overboord, toch? Je bent nog jong. Verlies de moed niet. Kop op!’. Of iemand vertelt je, dat hij ernstig ziek is. Het is afwachten of de ziekte nog te behandelen is. Je zegt: ‘Geen paniek. Rustig blijven. Het kan nog allemaal goed komen. Het beste er maar van hopen. Kop op!’. Zo zijn er meer voorbeelden te noemen, waarbij de uitdrukking ‘kop op’ wel erg makkelijk klinkt.
In de woorden van Jezus uit het evangelie is de uitdrukking ‘kop op’ een beetje uitgebreider geformuleerd: ‘Richt je op en hef je hoofd’, zegt Hij tegen Zijn leerlingen. ‘Richt je op’ is letterlijk: je gebogen lijf omhoog bewegen, je rug rechten. ‘Je hoofd opheffen’ is letterlijk: ‘je kop niet laten hangen, je ogen niet neerslaan, maar met je neus in de lucht om je heen kijken’. Dat is het eerste wat Jezus met deze woorden bedoelt: ‘Kijk om je heen!’. Of, zoals Hij het vaker zegt: ‘Wees waakzaam, wees alert. Let goed op!’. Die opdracht is niet makkelijk.
Misschien nog wel voor de leerlingen op het moment dat Jezus zijn woorden uitspreekt. Als Hij zijn toespraak houdt over het einde der tijden. Dat is als ze samen in Jeruzalem op een mooi uitzichtpunt over de prachtige tempel uitkijken. Ze bewonderen – zo staat er – ‘de mooie stenen en de wijgeschenken waarmee die tempel versierd was’. Volgens de rabbijnen van die dagen was de tempel in Jeruzalem één van de mooiste, zo niet hét mooiste gebouw ter wereld. Dat was wellicht een beetje overdreven en een tikkeltje chauvinistisch. Maar mooi zal die tempel zeker geweest zijn. En mooi uitzicht dus. Maar vergis je niet, zegt Jezus: ‘Zo vredig als we hier samen zitten blijft het niet. Rampen zullen zich in de komende jaren voltrekken. Hier in het Joodse land en overal op aarde. Het zal gaan van rampspoed naar rampspoed: hongersnoden, epidemieën, aardbevingen. Nu hier dan daar. Oorlogen, burgeroorlogen, opstanden. Overal en nergens. Met als klap op de vuurpijl tekens aan de hemel: sterren die vallen, de zon verduistert, de maan wordt bloedrood. En ook, heel concreet: ‘Wat jullie hier zien… - deze mooie tempel voor onze ogen – ‘er zullen dagen komen, waarop geen steen op de andere zal blijven; alles zal worden afgebroken’. Legertroepen zullen de stad Jeruzalem omsingelen. De inwoners uitmoorden of in gevangenschap wegvoeren’. Jezus voorzegt de verwoesting van de tempel. Ja, heel die prachtige ‘gouden stad’ Jeruzalem, die zich uitstrekt voor hun ogen, zal vernietigd worden. ‘Let er maar op, zegt Jezus. Sluit je ogen er niet voor’. Wellicht denken de leerlingen op dat moment: “Nou ja, sluit je ogen niet? We zullen wel zien. We zien er nog niets van. Dat zien we dan wel weer. Het zal misschien ook onze tijd wel duren”.
Als Lucas in zijn evangelie deze woorden van Jezus opschrijft en doorgeeft, zijn de tijden al heel anders geworden. Hij schrijft een paar jaar na het jaar 70 na Christus. Dat jaar 70 staat in het geheugen van het Joodse volk gegrift als hét rampjaar. Zo iets als 10 mei 1945 voor Nederland, 11 september 2002 voor de Verenigde Staten of 7 oktober 2023 voor Israël. In dat jaar 70 gebeurt, wat Jezus voorziet en voorzegt. Romeinse troepen onder leiding van generaal Titus omsingelen de stad Jeruzalem. Ze nemen haar in. Ze vermoorden duizenden burgers. Ze nemen veel Joden gevangen en verjagen de anderen. Het jaar 70 is het begin van de Joodse diaspora – de verstrooiing van het Joodse volk over de aarde. En als Jezus zegt ‘kop op’ weten de lezers van Lucas dus precies wat Hij bedoelt: ze mogen er hun ogen niet voor sluiten. Ze moeten als volgelingen van Jezus, als christenen, hun kop niet in het zand steken, alsof het hun niet aangaat. Die verwoesting van Jeruzalem en die verstrooiing van het Joodse volk over de wereld gaat ook hén aan. Aan al die andere rampen die de wereld treffen hebben ook zij een boodschap.
En ook wij als 21e - eeuwse christenen geeft Jezus dezelfde opdracht: ‘Kop op. Neem het in je op. Sluit je er niet voor af. Neem het ter harte, wat er gebeurt in de wereld. Laat het toe op je netvlies, maar ook in je hart: alle nood van deze wereld. Alle oorlogen, natuurrampen, hongersnoden van gisteren en vandaag. Alle angstaanjagende bedreigingen van de wereldvrede. De onheilspellende tekens van ons klimaat. Maar ook al het verdriet, de pijn, de nood van mensen vlakbij, om je heen. Sluit er je ogen niet voor. Maar: richt je op en hef je hoofd. Doe niet aan struisvogelpolitiek. Steek je kop niet in het zand. Simpel gezegd: lees de krant, kijk televisie of laat je door social media op de hoogte houden van wat er in de wereld gebeurt. En blijf zo: wakker, waakzaam, alert.
Zeg nou zelf: dat valt niet mee. Om je ‘kop op’ te houden. Want soms wordt het je allemaal te veel. Kun je het niet langer aanzien. Heb je de neiging om weg te kijken. Of sla je de ogen neer en laat je de kop hangen. Je krimpt ineen van angst, van bezorgdheid. Of je raakt afgestompt. Je wordt onverschillig. Het raakt je niet meer. Je keert je in je zelf en laat de boel de boel. Je leeft van blue Monday naar black Friday. En in het weekend zet je de bloemetjes buiten. Zo kom je het leven wel door met eten, drinken en vrolijk zijn.
‘Niet doen’, zegt Jezus. ‘Als je mijn volgeling wilt zijn, kijk je niet weg. Dan sluit je je ogen niet. Je ziet de werkelijkheid onder ogen, hoe rauw die ook is. Want alleen met open ogen kun je iets betekenen. Kun je een verschil maken. Gods liefde verspreiden door een lichtje te zijn. Je handen uit de mouwen steken.
En bovendien: als je in Jezus gelooft, kijk je anders dan anders tegen die donkere wereld aan. Dan weet je dat na de winter de zomer komt. De grote zomer. Dan zie je licht aan het einde van de donkere tunnel. Dan heb je iets te verwachten. ‘Kop op’, ‘richt je op en hef je hoofd’ betekent ook, dat je hoopvol vooruit kijkt. Altijd vol verwachting, want Jezus komt. ‘De Mensenzoon’ komt. Zo noemt Jezus dat zelf. De Mensenzoon – dat is de Man die verschijnt in het visioen van de profeet Daniël. Hij is de Man die van God alle macht ontvangt in hemel en op aarde. Hij is de Zoon van David, in Bethlehem geboren, om eenmaal koning te worden. Hij is het die sterft in Jeruzalem om de mensheid te verlossen. Hij staat op uit de dood om nieuw leven aan het licht te brengen. Nieuw leven voor een ieder die in Hem gelooft. En - last but not least – Hij zal komen om alle dingen nieuw te maken. Een nieuwe hemel, een nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont.
Zo kijk je als gelovige, als christen tegen de aardse werkelijkheid aan. Realistisch maar hoopvol. Christenen zijn ‘adventsmensen’. Ze geven de moed niet op. Ze richten zich op en rechten de rug. Zo moet het zijn. Zo zou het moeten zijn. Helaas is het niet altijd zo. Soms zinkt je ook als gelovig, hoopvol mens, de moed in de schoenen. Dan voel je mee met de woorden van dichter Gerard Reve: ‘Komt er nog wat van?’. Gerard Reve woonde een groot deel van zijn leven in Friesland. Hij bezocht daar eens een begraafplaats bij de kerk van het dorpje Blauwhuis. ‘Blauwhús’ in het Fries. In het gedicht ‘Graf te Blauwhuis’ schrijft hij over de 18-jarige Gerrit Rypma, die daar begraven ligt. In maart 1945 is deze verzetsjongen op de vlucht door de Duitsers doodgeschoten. Het gedicht eindigt met de woorden: “Gij, die Koning zijt, dit en dat, wat niet al, ja ja, kom er eens om, Gij weet waarom het is, ik niet. Dat Koninkrijk van U, weet U wel, wordt dat nog wat?”
‘Wordt dat nog wat, dat koninkrijk van U?’. Bij die vraag, klinkt de oproep ‘kop op’ weer erg makkelijk. Als we maar wel bedenken WIE het is, die die oproep doet. Dat is het vervolgde en bedreigde Kind van Bethlehem. Dat is de vermoorde Man van smarten, die luttele dagen na deze woorden de dood wordt ingejaagd. Dat is het onschuldig Lam, dat naar de slachtbank wordt geleid om ons te bevrijden. Dat is ook de Mensenzoon die uit Gods hand alle macht ontvangen heeft. Zijn Koninkrijk is nu een hemelse werkelijkheid. Jezus is Koning op een hemelse troon bij God. Maar door Zijn Geest leidt Hij zijn volk op aarde. Zijn Heilige Geest werkt in de wereld. En – God dank! - soms kun je ook daarvan iets zien. In een onverwachte wending van een duistere periode van de geschiedenis. Of in een plotselinge, wonderlijke ommekeer in je eigen leven. Ook dan is het ‘kop op’: kijk om je heen. Want als je ogen sluit, zie je ze niet: de lichtjes in de nacht. Niet alleen de duisternis, ook het licht kun je zien. Soms, even. Dat haalt vaak de krant niet, maar het is er wel. Let dus goed op. Blijf waakzaam, blijf alert. Je kunt iets beleven van hemelse vrede. In een lied, een woord, een gebaar. Je kunt misschien ook zelf een lichtpuntje zijn voor een ander. Er breekt om je heen iets door van vrede op aarde. De hemel gaat een kiertje open. Zoals ooit in de kerstnacht.
‘Kop op, rug recht, borst vooruit’. Ik ben mijn moeder dankbaar dat ze me naar de fysiotherapie heeft gestuurd. Rechtop lopen kun je oefenen. Je moet blijven oefenen. Je vervalt zo snel in je oude patroon. Zo is het ook met verwachten, met hopen, met moed houden. Dat moet je blijven oefenen. Godsdienstoefening noemden ze dat vroeger.
‘Richt je op en hef je hoofd’, zegt Jezus. ‘Kop op!’. ‘Kijk om je heen en houd moed’. Voor Zijn Joodse leerlingen was dat vooral ook een oproep tot gebed. Joden bidden niet zoals wij met ‘handen samen ogen dicht’. Ze heffen bij voorkeur hun open handen en ogen op naar de hemel. Daar komt onze hulp vandaan. Daarvandaan verwachten wij onze Messias, die leeft in eeuwigheid en komt in heerlijkheid.