Website ds. Hans van Dalen

PREDIKANT TE NIJVERDAL

INZET EN VERTROUWEN

Kerkdienst 26 februari 2023 - Het Centrum Nijverdal
Eerste van de 40 dagen - bediening van de Heilige Doop

Schriftlezingen: Psalm 91 en Matteüs 4:1-11

“Zijn engelen zal Hij opdracht geven om U op hun handen te dragen…” (Psalm 91:11-12; Matteüs 4:6)


Een mens te zijn op aarde. Wat heeft een mens nodig om mens te zijn op aarde? Eten en drinken, een gezond lichaam, een huis om in te wonen… Dat zijn de eerste levensbehoeften. Niet onbelangrijk. Zelfs onmisbaar. Dat besef je goed, als je echt honger of dorst hebt. Als je ziek of gehandicapt bent. Als je geen geld hebt. Daar ben je dankbaar voor als je voldoende te eten hebt. Als je gezond door het leven gaat. Als je mag leven in een vrij land. We weten allemaal dat natje en droogje niet voldoende zijn. ‘De mens leeft niet van brood alleen’, zegt Jezus tegen de beproever. Leven, echt leven is meer dan brood alleen. Om mens te zijn op aarde heb je geluk nodig. Je hebt liefde nodig. Je hebt vrede nodig. Maar hoe krijg je dat? Waarmee bereik je dat? Laat me dat vanmorgen samenvatten in twee woorden: met ‘inzet en vertrouwen’.
Twee woorden die elkaar lijken tegen te spreken. Inzet is: doen. Zelf aan de slag gaan. Niet een ander je boontjes laten doppen of de kastanjes uit het vuur laten halen.
Vertrouwen is – zo lijkt het - juist het omgekeerde. Vertrouwen is geen doen maar ‘laten’. Overlaten aan een ander. Overgave. Jezelf uit handen geven. Een ander het heft in handen leggen.
Inzet: daar letten we als mensen wel op. Dat leren we al jong. Daar letten we op in de opvoeding. Dat je je best moet doen! Ik denk terug aan vroeger. Toen ik op de basisschool zat. Om de zoveel tijd kwam ik thuis met mijn rapport. Pa sloeg het boekje open. Zijn ogen gingen niet als eerste naar de rijtjes ‘Lezen, schrijven, rekenen en taal’. Zelfs niet naar ‘Bijbelse geschiedenis of versje’. Hij keek altijd als eerste naar het rijtje ‘Netheid, vlijt en gedrag’. Ik moet bekennen dat het bij mij voor netheid en gedrag wel eens tegenviel. Maar voor ‘vlijt’ staat er vanaf mijn eerste rapport in 1967 tot mijn laatste in 1972 steevast: een acht. ‘Goed zo’, zei mijn vader dus. Altijd weer. Voor ‘vlijt’ een acht – wat wil je nog meer. Je hebt je best gedaan. Hier, een gulden’.
‘Vlijt’ – ouderwets woord. Het heet tegenwoordig ‘Inzet’. Nog steeds heel belangrijk voor een geslaagd leven. Je best doen! Ergens voor gaan! Je handen uit de mouwen steken. Eruit halen wat erin zit! Dan kun je iets bereiken. Niet alleen mijn aardse vader, ook mijn hemelse Vader zal dat waarderen. Om mens te zijn op aarde heeft de Vader mij talenten meegegeven. Die mag ik niet laten liggen. Daar moet ik mee aan de slag. God vraagt van mij: Inzet!
Maar de zijde heeft wel een keerzijde. Inzet is een opdracht, maar kan ook een valkuil worden. Inzet kent zijn grenzen. Als je niet uitkijkt, put het je uit. Je kunt kapot gaan aan je inzet. Dan wordt jouw opdracht een verzoeking. Om een mens te zijn op aarde moet je daarom je grenzen bewaken. Je moet van ophouden weten. Anders loop je tegen de muur van je eigen beperkingen.

Dan is er dat andere: vertrouwen. In het Matteüsevangelie gaat het daarover vooral in de tweede van de drie verzoekingen. Dat is misschien wel de meest verleidelijke van de drie. Het is de meeste verraderlijke van de verzoekingen, die Jezus moet verduren. De meest ‘vrome’, religieuze. Deze verzoeking vindt niet plaats in de woestijn, maar op het dak van de tempel. In de ‘heilige stad’ Jeruzalem. In deze verzoeking komt de verzoeker aanzetten met prachtige Bijbelteksten uit één van de mooiste psalmen die er bestaan: Psalm 91.
Hoe zit dat trouwens? Wie is die verzoeker? ‘Satan’ wordt hij genoemd. En ‘duivel’. ‘Beproever’. De Bijbel doet geen moeite om ons te beschrijven hoe de duivel eruit ziet. Een figuur in het zwart gekleed met bokkenpootjes, een staart en hoorntjes op zijn kop? Dat maken wij ervan. Het verleidelijke zit hem niet in het uiterlijk maar in het woord. De duivel zie je niet; de duivel hoor je. Misschien dus het beste te vergelijken met dat stemmetje in je hoofd. Dat duivelse stemmetje in je binnenste. Dat je van het goede pad probeert af te krijgen. Bij God vandaan. Het woord ‘duivel’ betekent in het Grieks zo iets als ‘de uiteenwerper’. Het is de duivelse poging om God en mens uit elkaar te drijven. Het ‘duivelse stemmetje’ kun je ook van buiten af op je aan horen komen. In data die over je worden uitgestort via de media. Zeker niet in alle data! Het meeste dat bij ons binnenkomt is juist zo goed en mooi. Het duivelse, verleidelijke zit hem juist verpakt in het goede en het mooie. De duivel gebruikt het goede en mooie juist om er zijn eigen boodschap in te verstoppen.

Zo maakt hij op het dak van de tempel van de Heilige Stad handig gebruik van Psalm 91. Deze Psalm brengt prachtig onder woorden dat wij in alle omstandigheden op God kunnen vertrouwen. De Psalm beschrijft beeldend de verschrikkelijke dingen die ons als mens op aarde kunnen overkomen. De verschrikking van de nacht. De pijl die overdag op je afvliegt. De pest die rondwaart in het donker. De plaag die toeslaat midden op de dag. Het slagveld waar duizenden doden vallen. Maar dan, juist dan, biedt de Allerhoogste beschutting. Juist dan is de HEER ‘mijn toevlucht, mijn vesting, mijn God, op wie ik vertrouw’.
Vertrouwen: dat mag je je kind ook meegeven. Als ik dan weer terugdenk aan mijn kinderjaren, denk ik aan het gebedje, dat me ooit werd aangeleerd: ‘Here, houd ook deze nacht over mij getrouw de wacht’. Zo leert een kind zichzelf uit handen geven. In overgave, in vertrouwen. Misschien wel het mooist onder woorden gebracht in de figuren die wij ons net zo min kunnen voorstellen als de duivel: de engelen. Gods engelen, die over ons waken. Gods engelen die ons beschermen in het donker tegen de verschrikking van de nacht. Vertrouwen is: dat Gods engelen jou op hun handen dragen. Dat zij over je waken.

Maar dan komt de duivel weer om de hoek kijken. Juist dit dierbare, prachtige beeld van de engelen uit psalm 91 gebruikt hij om Jezus in verzoeking te brengen. Als de engelen van je hemelse Vader je dragen, kan een mens op aarde zich toch gewoon laten vallen?  Dus: ‘Spring naar beneden, Zoon van God’. Laat je vallen vanaf het dak van de tempel! Geef je over! Jou kan toch niets overkomen, als je op God vertrouwt? Jezus maakt bij deze verzoeking eens en voor al duidelijk dat het zó niet zit. Hemels vertrouwen kan overgaan in helse roekeloosheid. Goddelijke hulp kan misbruikt worden voor duivelse waaghalzerij. Zoals inzet niet grenzeloos is, is vertrouwen niet grenzeloos. Inzet en vertrouwen zijn geen tegenstelingen. Vertrouwen op God sluit jouw inzet niet uit. De HEER roept ons op om verantwoordelijk om te gaan met ons leven. Je hebt het gekregen om het goed te gebruiken. Je bent mens op aarde met een taak, een verantwoordelijkheid. Telkens, tot drie maal toe, zegt Jezus tegen de duivel ‘Er staat geschreven’. Telkens verwijst Hij de duivel naar de woorden die opgeschreven staan. Gods woorden die wij in de Bijbel lezen. De Bijbelverhalen die we daarom ook aan onze kinderen willen doorgeven. De woorden die we kunnen samenvatten in dat grote gebod van de liefde: Liefde tot God en onze medemens. Voor de liefde zetten wij ons in. Zoals Jezus dat heeft gedaan. Tot het bittere einde aan het kruis. Zelfs toen weigerde Hij de bijstand van duizenden engelen. Zijn inzet voor ons betekent zijn dood. Maar juist in de dood ligt de overgave. Jezus stierf met de woorden ‘In Uw handen leg ik mijn leven’.


‘Je best doen’, zegt Vader. ‘Meer vraag ik niet. Zet je in voor de liefde op het kleine plekje aarde dat Ik aan jou toevertrouw. Dat mag met vallen en opstaan. Het teken van de doop zegt ons dat wij vallen en opstaan met Jezus. Je wordt opgeroepen om Jezus te volgen. God vraagt inzet. Maar als je valt, mag je erop vertrouwen dat engelen je dragen. Omhoog. Je stijgt op als een adelaar door de kracht van Gods liefde.