Website ds. Hans van Dalen

PREDIKANT TE NIJVERDAL

Een man een man, een woord een woord

Kerkdienst op 16 juli 2023
Schriftlezingen: Numeri 30:2-17 en Matteüs 5:33-37

 “Wanneer een man de HEER belooft iets te zullen doen of onder ede de verplichting op zich neemt zich van iets te onthouden, mag hij zijn woord niet breken; aan alles wat hij met zoveel woorden zegt, moet hij zich houden” (Numeri 30:3)

De afgelopen dagen waaide er een politieke wervelwind door Nederland. Eerst de val van het kabinet. Daarna de aankondiging van de premier dat hij er na de verkiezingen mee zal stoppen. In zijn kielzog volgden vele anderen: Hoekstra, Schouten, Kaag en nog een waslijst meer. Zij leggen binnenkort hun taak neer. De Tweede Kamer zal er na november 2023 heel anders uit zien. Van het kabinet dat daarna gevormd moet worden, weten we één ding zeker: het zal totaal nieuw zijn.https://sites.slimon.nl/.cm4all/uproc.php/0/.16%20juli%20(3).jpg/picture-400?_=189597e8095
Alle nieuw gekozen Kamerleden, alle nieuwe leden van een nieuw kabinet zullen weer op dezelfde manier hun werk beginnen. Bij hun installatie zullen ze stuk voor stuk een eed of belofte afleggen. Met ‘dit verklaar en beloof ik’ of ‘zo waarlijk helpe mij God almachtig’ beloven ze trouw aan de grondwet en ons aller vaderland. Ze beloven plechtig niet hun eigen belang maar dat van alle Nederlanders na te streven. En belofte maakt schuld. Wat je belooft, moet je nakomen. Een man, een man, een woord een woord.

Dat laatste gezegde is natuurlijk echt niet meer van deze tijd. ‘Een man, een man’. Je hoeft geen feminist te zijn om dat zinnetje als ouderwets en achterhaald te beschouwen. ‘Een man, een man’ moet op zijn minst vervangen worden door het genderneutrale ‘een mens, een mens’. Toch heb ik deze oude uitdrukking van stal gehaald. Omdat die uitstekend past bij het Bijbelgedeelte uit Numeri 30 dat we zojuist gelezen hebben. Het kan zo zijn, dat jij (net als ik) dat gedeelte met kromme tenen hebt aangehoord. Het gaat namelijk niet alleen over ‘mannen’ die zich aan hun woord moeten houden. Zij, mannen, moeten vervolgens ook vrouwen aan hun woord houden. ‘Belofte maakt schuld’ geldt voor de man. Maar die man houdt vervolgens de vrouw aan haar belofte. Of eventueel is het de man die de vrouw van een belofte mag ontheffen. Laat er geen misverstand over bestaan: dat is totaal niet meer van deze tijd. Zelfs de meest conservatieve SGP-er zou deze regel naar eer en geweten nooit op deze manier toepassen. Het hoort bij de samenleving van pakweg 3000, drie en een half duizend jaar geleden. Toen het volk Israël in de woestijn rond zwierf op weg naar het beloofde land. Het zijn wetsregels die in die tijd volkomen normaal en logisch klonken. In een zogenaamd patriarchale cultuur, waarin de Bijbel ontstond. Niemand zal verbaasd hebben opgekeken dat Mozes hier namens God de mannen toespreekt op hún verantwoordelijkheid en niet de vrouwen. Trouwens – even goed lezen: het gaat niet in het algemeen over ‘dé man’ en ‘dé vrouw’, Het gaat – lees maar na - over ‘de man en ZIJN vrouw’. Achtereenvolgens zijn er regels voor de vader en zijn dochter; voor de aanstaande bruidegom en zijn bruid en voor de getrouwde man en zijn echtgenote. Het gaat over het gezin, waarvan de man het hoofd is. Van deze man wordt gezegd, dat hij zijn dochter, zijn aanstaande, zijn vrouw, aan haar beloften kan houden. Of hij mag haar van haar belofte ontheffen. Dat laatste onder bepaalde, strikte voorwaarden. Want de grondregel blijft als een paal boven water staan: belofte maakt schuld.

Nu gaat het in Numeri ook niet over zo maar ‘een’ belofte, die schuld maakt. De tekst spreekt over ‘een belofte voor de HEER’ of ‘een verplichting onder ede’. Een dergelijke plechtige belofte, ook wel gelofte of eed genoemd, kwam in de Bijbelse tijden vaak voor. Het hoorde bij de godsdienstige gewoontes van die tijd. Het was nauw verbonden met de gewoonte om offers te brengen. Iets aan God beloven: dat deed je bijvoorbeeld als je in ernstige nood was. Je beloofde de HEER een offer te brengen, als je het zou overleven. Denk aan aartsvader Jacob. Toen hij was gevlucht voor zijn broer Ezau. Hij beloofde de HEER een groot offer te brengen als hij veilig en wel in zijn vaderland zou terugkeren. Je kon ook een belofte doen als je iets moois mocht beleven, uit dankbaarheid. We zongen zojuist Psalm 116: ‘Hoe zal ik naar geloften toen gedaan, nu danken voor de redding van mijn leven’. Of denk aan Hanna, de moeder van Samuel. Uit dankbaarheid dat zij moeder mocht worden, beloofde zij haar zoontje aan de HEER te wijden. Ze bracht hem, toen hij oud genoeg was, naar het heiligdom in Silo. Je belooft iets aan de HEER. Je lost die belofte vroeg of laat in.

Een belofte aan de HEER – het is niet zo moeilijk om nu de sprong van 3000 jaar te maken naar onze eigen tijd en onze eigen situatie. Wanneer heb jij, hebt u, de HEER iets beloofd? Wanneer heb jij voor Gods aangezicht een belofte afgelegd? Ik denk dan zelf terug aan mijn openbare belijdenis. En u of jij misschien ook wel, als je die ooit hebt afgelegd. Je beloofde in het midden van de gemeente de HEER te dienen. Je belooft in te zetten voor zijn gemeente. Verder denk ik zelf aan dat plechtige moment, niet lang daarna in mijn leven. Ik gaf voor Gods aangezicht mijn vrouw de rechterhand en het ja-woord. Of ik denk aan die vreugdevolle momenten dat Joke en ik samen onze kinderen ten doop hielden. Toen hebben we met een simpel ja-woord beloofd hun zo getrouw mogelijk het geloof door te geven. We beloofden hen op te voeden in de Geest van het evangelie. Je kunt ook denken aan de dag dat je bevestigd werd in het ambt van ouderling of diaken of – in mijn geval – predikant. Allemaal voorbeelden van ‘beloften voor het aangezicht van de HEER’.

Het is goed om daar vanmorgen eens even bij stil te staan: wat is er terecht gekomen van die belofte? Houd ik me nog aan die belofte? Volg ik Jezus nog? Is mijn leven nog toegewijd aan Zijn eer?
En als je het voorrecht hebt er nog samen voor te staan – houd je elkaar nog aan die belofte van liefde en trouw? Want ja, Numeri 30 stamt uit een totaal andere tijd. Ik heb als man niet het gezag over mijn vrouw. Maar we mogen elkaar wel aanspreken op onze beloften. Of naar elkaar toe uitspreken dat we tekort schieten. We dragen verantwoordelijkheid voor elkaar, voor ons gezin, voor onze kerkelijke gemeenschap. Dan nodigt zo’n oud Bijbelgedeelte ons dus uit voor een goed gesprek over onze relatie en ons geloof.

Maar ik wil nog een stapje verder gaan. Want ‘belofte maakt schuld’ geldt niet alleen voor onze plechtige beloften aan de HEER. Niet alleen voor de eed die wij met twee vingers in de lucht uitspreken. Jezus zegt ons juist: doe dat maar niet – een eed zweren. Je voegt niets toe als je de hemel of de aarde of de heilige stad Jeruzalem als getuige oproept bij je woorden. Het moet niet uitmaken of je in het openbaar je voornemens kenbaar voor een groot publiek of gewoon in je dagelijks leven. De HEER is er namelijk altijd bij. Hij is overal als getuige aanwezig. In de hemel, op de aarde, in Jeruzalem of waar jij je ook bevindt. Hij hoort je ja. Hij hoort je nee. Hij ziet wat jij ervan maakt. Voor Hem kun je ontrouw niet verbergen. Dus als je ja zegt, moet je ja doen. Als je nee zegt, moet je nee doen. Je moet in je hele doen en laten een betrouwbaar mens zijn. Doe wat je zegt – dan lieg je niet. Een ander, welke ander dan ook, moet op jou kunnen vertrouwen.

Hoe belangrijk dat is, weten we van de politiek. Nu, maar vooral ook als we straks weer naar de stembus gaan. Wij vinden het heel belangrijk dat een kamerlid, minister of staatssecretaris, dat een burgemeester, wethouder of raadslid kennis van zaken heeft. ‘Dossierkennis’. We vinden het ook heel belangrijk dat een politicus zijn of haar woordje kan doen. Een bevlogen mens die zijn of haar boodschap helder en enthousiast over kan brengen. Dat werkt inspirerend. Maar het allerbelangrijkste is toch wel: dat onze gekozen volksvertegenwoordigers betrouwbaar zijn. Dat ze doen wat ze beloven. Dat ze geen verborgen agenda hebben. Dat ze geen achterkamertjespolitiek bedrijven. Dat ze er heel stiekem toch alleen maar zitten voor hun eigen belang. Dan voelen we nattigheid. Dan horen we de noodkreet van iemand uit Groningen die zich in de steek gelaten voelt. Dan zien we een toeslagenouder die nog steeds wacht op gerechtigheid. Dan voelen we het wantrouwen van het platteland tegen de Haagse politiek.

Maar voordat we dáárover beginnen: laten we eerst eerlijk naar onszelf kijken. Zoals Jezus ons dat heeft geleerd. Hij spreekt mij en jou aan, als Hij zegt: laat jullie ja ja zijn en jullie nee nee. En – nog veel belangrijker – Hij zegt het niet alleen. Hij doet het ook zelf. Hij toont zich betrouwbaar. Zo trouw als Zijn hemelse Vader. Trouw tot in de dood. Hij houdt zich tot het bittere einde aan Zijn belofte om ons te redden. Zo opent Hij voor ons de weg van vergeving en een nieuw leven. Hij vergeeft ons zelfs onze ontrouw. Hij vergeeft ons ons falen in betrouwbaarheid. Hij ontslaat ons van gebroken beloften. We mogen het voortaan met Hem anders, beter, proberen te doen. Hij verandert ons door Zijn Geest naar Zijn beeld. In Zijn voetspoor maakt Hij ons tot mensen die trouw en echt zijn. Daarom is de eed die wij afleggen een gebed: ‘Zo waarlijk helpe mij God almachtig’. En dat bidden wij vervolgens ook voor onze overheid en onze regering. ‘Zo waarlijk helpe hen God Almachtig’