Eén kudde, één Herder
Kerkdienst op 23 april 2023
Schriftlezingen: Ezechiël 34:11-16 en Johannes 10:11-16
Het beeld van de herder en zijn schapen is in de christelijke traditie bekend en geliefd. Psalm 23 is één van de meest geliefde hoofdstukken uit de Bijbel. Het lied “de Heer is mijn Herder” is al jaren lang één van de meest gezongen liederen. Het is niet het enige lied, waarin de HEER bezongen wordt als Herder. Dat beeld komt in veel liederen voor. We zijn het vanmorgen al een paar keer tegengekomen. In kerkdiensten, vooral ook in rouwdiensten gaat het heel vaak over de Goede Herder. Bij de opvoeding geven we het jonge kinderen al vroeg mee dat ze van Gods grote kudde een klein schaapje mogen zijn. Het heeft blijkbaar niet zoveel uitleg nodig: een kind kan – bij wijze van spreken - de was doen. Als we over de Goede Herder zingen of lezen, komt bij ons als vanzelf een prachtig plaatje naar boven. Een stoere herder met de kudde achter zich aan. Een relaxte herder omringd door rustig kauwende schapen of geiten in een grazige weide. Of een opgeluchte herder die een verloren schaap in zijn armen neemt en naar de schaapskooi terugdraagt. Het kost ons geen moeite om in die schapen ons zelf te herkennen: De HEER is MIJN herder….’.
Toch is het de vraag of een buitenstaander, die niet met dit beeld vertrouwd is, ook zo enthousiast is over deze Bijbelse vergelijking. Als je het nuchter beschouwd is het nogal wat om een mens te vergelijken met een schaap of een geit. In ons dagelijks spraakgebruik is het geen compliment als er tegen jou gezegd wordt: ‘Loop niet zo te mekkeren!’. Of: ‘Kijk niet zo schaapachtig!’. Het is niet fraai om van mensen te moeten zeggen dat ze ‘kuddedieren’ zijn. Zeker niet in onze tijd. Wij worden daar juist voor gewaarschuwd. Er wordt ons bijgebracht, dat we ons niet klakkeloos mee moeten laten voeren met de waan van de dag. Dat we onze eigen keuzes moeten maken. Dat je ‘anders’ moet durven zijn. Desnoods uit de kast komen. Staan voor wie je bent. Een slimme meid (of jongen) wordt op haar toekomst voorbereid door zich zelfstandig te maken. Op eigen benen staan en eigen wegen gaan – dat hoort bij mensen. Dat is wel wat anders dan als makke schapen achter een herder aansjokken.
Zijn wij schapen of geiten? Maken wij deel uit van een kudde? Hebben wij een herder nodig? Als je de Bijbel leest, moet je deze vragen met ja beantwoorden. Maar je moet – zoals altijd – wel weten, hoever het beeld meegaat en waar de vergelijking mank gaat.
‘Ik maak deel uit van een kudde. Ik heb een herder’. Als je dat zegt, bedoel je daarmee vooral twee dingen: ‘je hebt elkaar nodig’; ‘je hebt een herder nodig’. Om met het laatste beginnen: ‘Ik heb een herder nodig’. Een schaap of geit kan niet zonder herder. Een herder is een leider, een baas, iemand die zegt waar je heen moet. Die bepaalt waar het heen moet met jou en met jouw groep, kerk of volk. Als mensen hebben wij zulke herders nodig. Koningen, keizers, presidenten. Ministers, kamerleden, gedeputeerden. Burgemeesters, wethouders, raadsleden. En in de kerk: ouderlingen, diakenen, kerkrentmeesters en – last but not least – predikanten. Die worden zelfs ‘herders en leraren’ genoemd. Zonder herders gaat het niet in kerk en maatschappij.
Toen ik – jaren geleden – op de middelbare school zat, zat er bij mij een jongen in de klas die zich ‘anarchist’ noemde. Hij vond het onzin dat er een regering was. Hij noemde het zelfs gevaarlijk om mensen tot leider uit te roepen. Zelfs als die leiders op democratische wijze gekozen zijn. Hoe gevaarlijk dat is kon je zien in Nazi-Duitsland. Binnen enkele jaren veranderde de democratie in een dictatuur. De herder werd een Führer. We moeten hem gelijk geven: leiderschap is riskant. Het ontaardt makkelijk in machtsmisbruik. Als gewone mensen ruiken aan de macht, kunnen ze veranderen in tirannen. En “tirannie” moet je “verdrijven”, zoals we in ons volkslied zingen. De vrijheid die we de komende tijd weer vieren houdt ook in dat leiders hun plaats kennen. Hun beperktheid erkennen. Daarom hebben we de macht van onze koning ingeperkt. Hij mag lintjes knippen, lintjes uitdelen en zo nog wat ceremoniële taken. E zullen donderdag weer een leuke koningsdag houden. Maar de koning moet zich vooral onthouden van een mening over controversiële onderwerpen. Anders wordt koning Willem op zijn vingers getikt.
Ook onze regering en ons parlement kunnen zich niet alles permitteren. Ze moeten zich aan de grondwet houden. Ook zij mogen zich niet schuldig maken aan grensoverschrijdend gedrag. Ze worden daarom goed in de gaten gehouden. Hoge bomen vangen veel wind. Ook in onze tijd moeten we slechte herders ontmaskeren. Desnoods uit hun functie zetten of wegstemmen.
Slechte herders. Daar spreekt Ezechiël over in het hoofdstuk 34 dat wij vanmorgen gelezen hebben. Ezechiël is profeet tijdens de Babylonische ballingschap. Sterker nog: Ezechiël is zélf een balling. Hij is één van de velen die door koning Nebukadnessar uit zijn eigen land Israël is weggevoerd naar ergens in Babylonië. Hij is gedeporteerd, zoals dat heet. Het is aan Babels stromen, ver van zijn vaderland en moederstad, dat hij geroepen wordt tot profeet. Wat hij dan van godswege moet zeggen is hoe het zover gekomen is. Waarom Israël de ballingschap over zich heeft afgeroepen. Waarom Jeruzalem is verwoest. Waarom het volk verstrooid is geraakt. Hoe komt het dat veel Judeeërs in verre streken, ver van elkaar terecht zijn gekomen? Dat heeft Israël vooral ook aan haar ‘herders’ te wijten, profeteert Ezechiël. Slechte herders zorgen ervoor dat de kudde uit elkaar valt. Er is geen eenheid meer. Geen verbondenheid. De kudde raakt verdeeld. De sterke vette schapen krijgen het beste voedsel uit de ruif. De zwakke schapen komen tekort. Ze raken in de verdrukking. Ze gaan daarom dwalen. Ze komen los van de kudde en vallen ten prooi aan de wolven. Zo is het met een volk zonder goede herders. Dat raakt op het bot verdeeld.
En nu heb ik de neiging om als een hedendaags profeet te roepen: zie je nou wel? Het is allemaal de schuld van die kliek in Den Haag? Dat we in de problemen zitten. Dat hebben we aan onze politici te wijten. Dat er zoveel verdeeldheid is in ons land tussen boeren, burgers en buitenlui is de schuld van de regering. Er zitten daar geen goede Herders. Het wordt tijd voor nieuwe leiders. Dat heeft Nederland nodig: een goede herder. Een sterke man of vrouw.
Maar voor ik dat ga roepen, moet ik eerst even roepen dat het beeld van de herder en de kudde ook zegt: ‘wij hebben elkaar nodig’. Een schaap of geit kan niet zonder een herder. Een schaap kan niet zonder de andere schapen. Je bent niet alleen op de wereld. Je redt het niet alleen in de wereld. Je maakt deel uit van een gemeenschap. Als het dus verkeerd gaat, moeten wij schapen het probleem niet direct bij de herder zoeken. Wij schapen zijn tot dwalen geneigd, eigenwijs als we zijn. We dwalen zelf van de kudde af. Voor we het zelf in de gaten hebben, zijn we de kudde en de herder kwijt. Daar kun je niet meteen een ander de schuld van geven. Onze ‘herders’ zijn ook mensen zoals wij. Ze hebben ook maar beperkte macht. Ze zijn zeker niet volmaakt.
De profeet Ezechiël wijst daarom ook maar één échte Herder aan. De enige echte Herder. Dat is God Zelf. Hij is de Herder van Israël. Hij heeft een tijdlang het beheer van zijn kudde aan zijn dienaren overgelaten. Tijdelijke, voorlopige herders, zullen we maar zeggen. Maar nu is het tijd om zelf in te grijpen. De Goede Herder Zelf zal uitleiden, bijeenhalen en thuisbrengen. Hij zal de afgedwaalde schapen redden. Hij zal ze weer bij elkaar brengen. Hij zal hen thuisbrengen.
In de tijd van Ezechiël, in de ballingschap, klonk deze boodschap als muziek in de oren. Er zal een einde komen aan de ballingschap. Het volk zal uit de vreemde landen weer terugkomen naar het eigen land. Jeruzalem zal verbouwd worden. Vrijheid, vrede, overvloed belooft de HEER aan Zijn volk. Ezechiël mocht dat zelf niet meer meemaken, maar aan de ballingschap kwam een eind. 70 jaar na het begin werd de bevrijding een feit. Zoals wij het na 5 jaar bezetting mochten beleven: bevrijdingsdag. Dank zij de HEER, dank zij de Goede Herder.
Ook voor het hedendaagse Joodse volk kwam er bevrijding. De holocaust van 40-45, de moord op 6 miljoen Joden, werd in 1948 gevolgd door de oprichting van de staat Israël. Ook toen greep de Goede Herder Zelf in en leidde zijn volk naar huis. Wat er daarna in die 75 jaar sindsdien gebeurd is in Israël is niet allemaal even fraai. Vrede met de Palestijnen is ver te zoeken. Goede herders zijn ook in het Midden-Oosten schaars. Rustig leven in een veilig land is ook daar nog geen werkelijkheid. De herders van de volkeren, van álle volkeren maken er vaak een potje van. Verenigde naties, vrede op aarde, alle Menschen Brüder? Het is een verre droom. Menselijk herderschap, menselijk leiderschap is nooit perfect. Integendeel.
De enige aardse herder, die sprekend lijkt op de hemelse Herder, is Jezus Christus. Hij kwam om te doen wat een echt goede Herder moet doen: het verloren schaap zoeken, het zwakke schaap versterken, het afgedwaalde schaap thuis brengen. Een echte Herder bekommert zich om zijn schapen. Zo heeft God naar ons mensen omgezien door Zijn Zoon te zenden. Voor een echte, goede Herder, geldt niet het recht van de sterkste. Hij komt juist op voor het zwakke schaap. Een echte goede Herder komt niet op voor zijn eigen belang, maar geeft zijn leven voor de schapen. Zo’n herder hebben wij. Jezus heeft zijn leven voor ons gegeven. Als een goede Herder leidt Hij ons uit de zonde, door de dood naar het leven.
Als wij dus goede herders zoeken, zullen we erop moeten letten, dat ze op Jezus lijken. Herders, leiders, die niet zichzelf dienen, maar opkomen voor gerechtigheid. En voor we onze herders bekritiseren en veroordelen, zullen we eerst zelf ook op onze Goede herder moeten lijken. Als één volk, één kudde, achter Hem aan. Voortgedreven door zijn Woord. Als het volk van Abraham. Op weg naar het beloofde land. Het land van melk en honing. Maar vooral ook het land waar onrecht en dwang niet meer bestaan. Waar ieder schaap meetelt. Waar ieder mens tot zijn recht komt. Dan zal het zijn één kudde met één herder.